Blog van medewerkers
WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 7
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 7
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
[0] => 10
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1495
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (10) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 60, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 24443
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-03-09 10:07:44
[post_date_gmt] => 2021-03-09 09:07:44
[post_content] => Rijkswaterstaat heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd.
Opschortende termijn
In het beschrijvend document voor deze aanbesteding is vastgelegd dat iedere Inschrijver c.q. belanghebbende die het met de gunningsbeslissing niet eens is, hierover gedurende 20 kalenderdagen na elektronische verzending van de gunningsbeslissing een voorlopige voorziening kan vragen bij de bevoegde civiele rechter te Den Haag. Deze opschortende termijn die de aanbestedende dienst in acht moet nemen, voordat hij de met de gunningsbeslissing beoogde overeenkomst sluit is in het beschrijvend document tevens ook als een vervaltermijn aangeduid.
Rijkswaterstaat heeft op 12 oktober 2020 via TenderNed de voorlopige gunningsbeslissing verzonden. De 20-dagen-termijn is aangevangen op 13 oktober 2020. Op maandag 2 november 2020, de 21ste kalenderdag na verzending van de voorlopige gunningsbeslissing, wordt een kort geding aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag.
Als de opschortende termijn eindigt op een zaterdag, zondag of erkende feestdag, dan eindigt op grond van de Algemene termijnenwet de termijn op het laatste uur van de daaropvolgende werkdag. In deze zaak eindigt de opschortende termijn, uitgaande van 20 kalenderdagen, op zondag 1 november 2020 en is deze opschortende termijn dus, gezien het vorenstaande, geëindigd op het laatste uur van maandag 2 november 2020. De dagvaarding lijkt hiermee tijdig te zijn uitgebracht.
Vervaltermijn
In het beschrijvend document is echter naast de opschortende termijn als bedoeld in de Aanbestedingswet ook een vervaltermijn opgenomen. De opschortende termijn en de vervaltermijn zijn twee verschillende termijnen, waarop, tenzij anders is overeengekomen, verschillende regimes van toepassing zijn, aldus de voorzieningenrechter.
Verschil tussen beide termijnen
De opschortende termijn die de aanbestedende dienst verplicht in acht moet nemen voordat hij de met de gunningsbeslissing beoogde overeenkomst sluit is een dwingende, uit de wet voortvloeiende termijn, waarvan niet in het nadeel van inschrijvers of gegadigden kan worden afgeweken. Door het verstrijken van de opschortende termijn vervalt voor een inschrijver of gegadigden echter niet het recht om (eventueel nog na contractsluiting) een rechtsvordering met betrekking tot de aanbesteding in te stellen. Een vervaltermijn regelt dit laatste wel. Een vervaltermijn is een door partijen overeengekomen, en dus contractuele, termijn, waarna een afgewezen inschrijver niet meer in rechte kan opkomen tegen de voorlopige gunningsbeslissing.
De omstandigheid dat de wettelijke opschortingstermijn van de Aanbestedingswet van toepassing is, brengt niet met zich mee dat niet ook een contractuele vervaltermijn overeengekomen kan worden.
De eisende partij in het kort geding heeft onvoorwaardelijk ingestemd met de vervaltermijn. Op een contractuele vervaltermijn in beginsel – tenzij anders overeengekomen – niet de Algemene termijnenwet van toepassing. Als een vervaltermijn eindigt op een zaterdag, zondag of feestdag wordt de termijn daarvan daarom niet verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
De contractuele vervaltermijn in deze zaak is dus geëindigd op het einde van het laatste uur van zondag 1 november 2020. De eisende partij heeft dus niet tijdig voor afloop van die vervaltermijn het kort geding aanhangig gemaakt. De eisende partij wordt niet ontvankelijk verklaart in haar vorderingen.
Conclusie
Inschrijvers c.q. belanghebbenden moeten erop bedacht zijn dat in de aanbestedingsstukken de opschortende termijn vaak ook als contractuele vervaltermijn wordt gekwalificeerd en dat dit twee verschillende termijnen zijn met aparte regimes. Hierdoor kan de vervaltermijn iets korter uitpakken dan de opschortende termijn. Het is dan zaak om met die kortere vervaltermijn dan ook rekening te houden opdat tijdig wordt gedagvaard.
[post_title] => Verschil opschortende termijn en contractuele vervaltermijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => verschil-opschortende-termijn-en-contractuele-vervaltermijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-03-09 10:31:58
[post_modified_gmt] => 2021-03-09 09:31:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=24443
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 24435
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-03-08 15:30:26
[post_date_gmt] => 2021-03-08 14:30:26
[post_content] => De Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving stelt in het advies ‘Wissels omzetten voor een veerkrachtige samenleving’ dat aanpassingen aan het zorgstelsel noodzakelijk zijn. Volgens de RVS is het cruciaal om te bouwen aan een veerkrachtige samenleving dat grote maatschappelijke vraagstukken in een respectvol debat bespreekbaar kan maken, klappen kan incasseren en daarna weer kan opveren. De groeiende gezondheidsverschillen in de samenleving ondermijnen deze veerkracht.
Aanpassingen van de zorg
Een grote opgave ligt in de financiële en organisatorische houdbaarheid van het zorgstelsel. Aanpassingen van dit stelsel zijn noodzakelijk. De RVS wil geen nieuw stelsel maar aanpassingen op punten zodat samenwerking aantrekkelijker wordt. Er moet gestopt worden met financiële prikkels die alleen maar productie stimuleren. Preventie moet zich meer richten op de sociale omgeving en niet alleen op het individu.
Minder dogmatiek
De RVS constateert dat de scheidslijnen tussen de zorgwetten te absoluut zijn, dat er verkeerde prikkels van het systeem uitgaan en dat opdrachten te beperkt zijn ingevuld. In bijvoorbeeld de ouderenzorg is te zien dat veel mensen met hun zorgvraag op de grens van Wlz, Wmo en Zvw zitten. Deze compartimentering van zorg zorgt voor problemen. De zorgplicht van zorgverzekeraars is nu zo geregeld dat pas wanneer iemand ziek is de zorgverzekeraar iets kan doen. Hoewel systemen altijd op een of andere wijze begrensd zijn pleit de RVS ervoor dat op die grenzen in het stelsel de zorgprofessionals meer de ruimte krijgen om samen tot oplossingen te komen.
Gezondheidsachterstanden en leefomgeving
De RVS vraagt aandacht voor de aanpak van gezondheidsachterstanden en de complexe ongelijkheid van de samenleving die daaraan ten grondslag ligt. Dit vraagt om investeringen op langere termijn. Niet zozeer door veel meer geld naar de zorg te laten gaan maar door de bestaande middelen beter te besteden. Er gaat bijvoorbeeld nu weinig geld naar preventie. Op dat laatste vlak moet aldus de RVS de aandacht verschuiven van leefstijl naar de leefomgeving. Door de leefomgeving kan gezond gedrag immers ontmoedigd worden. Bij de focus op de leefomgeving is het belangrijk dat betrokken partijen zoals gemeenten, bouwers en de zorg een gezamenlijke visie en doelstelling formuleren en met elkaar optrekken. De Omgevingswet biedt aanknopingspunten om het streven naar een gezonde leefomgeving meer te bevorderen.
[post_title] => Zorgupdate: RVS adviseert aanpassingen zorgstelsel
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => zorgupdate-rvs-adviseert-aanpassingen-zorgstelsel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-03-08 15:31:28
[post_modified_gmt] => 2021-03-08 14:31:28
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=24435
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 23192
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-02-01 09:00:38
[post_date_gmt] => 2021-02-01 08:00:38
[post_content] => Mediation is een alternatieve vorm van geschillenbeslechting. Bij mediation proberen partijen gezamenlijk een (arbeids)conflict op te lossen, dit onder de begeleiding van een onafhankelijke derde, de mediator. Uit de rechtspraak vallen voor zorgwerkgevers wat aandachtpunten waar het mediation betreft, te destilleren.
Mediation is niet vrijblijvend
Mediation is in beginsel vrijwillig maar het zonder goede redenen niet willen meewerken aan mediation heeft voor degene die niet meewerkt vaak nadelige gevolgen. Bijvoorbeeld waar het de vraag betreft of een ontbindingsverzoek wordt toegewezen of waar het gaat om de vraag of een extra ontslagvergoeding aan de orde is. Uitgangspunt is dus dat aan mediation medewerking wordt verleend.
Volg advies bedrijfsarts op
Als een bedrijfsarts in het geval van een zieke werknemer waarbij ook sprake is of lijkt te zijn, van een arbeidsconflict, mediation adviseert is de werkgever vanuit het oogpunt van zorgvuldige handelen nog meer gehouden dit advies op te volgen. Het als werkgever naast je neer leggen van mediation en zelf gesprekken aangaan met de zieke werknemer zelf al zou dat ogenschijnlijk tot resultaat leiden herbergt risico’s. Bijvoorbeeld dat een ogenschijnlijke hersteld melding van de werknemer zonder dat deze aan het werk gaat, (toch) geen afbreuk doet aan diens recht op loon. Dit omdat het dan in juridische zin mogelijk niet realistisch wordt gevonden dat van werknemer zou mogen worden verwacht om zich weer op het werk te melden zonder voorafgaande mediation.
Het als werkgever niet of laat inzetten van mediation kan er ook toe leiden dat na beëindiging van het dienstverband aan werknemer uitbetaalde ziektewetuitkering door het UWV wordt verhaald op werkgever. Het niet of niet direct opvolgen van het advies van de bedrijfsarts om over te gaan tot mediation kan dan als het verrichten van te weinig re-integratie-inspanningen worden gezien.
Niet nadrukkelijk aansturen op exit
Voorzichtigheid is geboden om als werkgever te vroeg of te nadrukkelijk in te zetten op (uitsluitend) een exit van werknemer als uitkomst van de mediation. Het niet meewerken aan herstel van de verhoudingen kan mogelijk door de rechter als een ernstig verwijtbaar handelen worden gezien waardoor in geval van een ontslag werknemer dan aanspraak kan maken op een aanvullende billijke vergoeding.
Mislukte mediation
Een niet gelukte mediation kan eventueel een bevestiging zijn van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding en op die wijze leiden tot een ontbinding van een arbeidsovereenkomst. Hiervoor is dan wel vereist dat los van mediation er al feiten en omstandigheden zijn die aannemelijk maken dat van een verstoorde arbeidsrelatie sprake is. Het mislukken van de mediation op zich levert geen grond op voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding.
[post_title] => Aandachtspunten voor zorgwerkgevers bij mediation
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => aandachtspunten-voor-zorgwerkgevers-bij-mediation
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-02-04 15:59:48
[post_modified_gmt] => 2021-02-04 14:59:48
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=23192
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 23311
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-01-08 09:20:25
[post_date_gmt] => 2021-01-08 08:20:25
[post_content] => BENG staat voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen
Met de BENG wordt de verplichting om energieneutraal te bouwen, een verplichting die overeenkomstig artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012 al sinds 2015 voor overheidsgebouwen geldt, uitgebreid naar andere gebruiksfuncties.
Voor alle nieuwbouw, zowel woning- als utiliteitsbouw, geldt dat de omgevingsvergunningaanvraag vanaf 1 januari 2021 moet voldoen aan de zogeheten BENG-eisen. Het gaat om nieuwe bouwregels ter zake van de maximale energiebehoefte (BENG 1), het fossiele energiegebruik (BENG 2) en het opwekken van hernieuwbare energie van gebouwen (BENG 3).
De BENG-eisen staan in het Bouwbesluit
[post_title] => Weet bij nieuwbouw van de BENG!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => weet-bij-nieuwbouw-van-de-beng
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-01-12 13:50:11
[post_modified_gmt] => 2021-01-12 12:50:11
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=23311
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 23113
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-12-15 14:33:51
[post_date_gmt] => 2020-12-15 13:33:51
[post_content] => Essentie
De richtlijn betreffende de detachering van werknemers (Detacheringsrichtlijn) is van toepassing op transnationale dienstverrichtingen in de sector van het wegvervoer.
Buitenlandse chauffeurs die in Nederland zijn gedetacheerd vallen in beginsel onder de Nederlandse cao mits hun werk een voldoende band heeft met Nederlands grondgebied.
Feiten
Een jarenlang juridisch steekspel tussen de FNV en transportbedrijf van den Bosch kent een voorlopig hoogtepunt in het arrest van het Hof van Justitie van de EU (verder het Hof) van 1 december 2020. Beide partijen kraaien -in meer dan wel mindere mate- victorie. Waar gaat het over?
Van den Bosch heeft binnen haar concern drie ondernemingen die gevestigd zijn in Nederland, Duitsland en Hongarije. Tussen de ondernemingen zijn charterovereenkomsten gesloten voor internationale transporten. Chauffeurs in dienst van de Duitse dan wel Hongaarse onderneming verrichten chartervervoer dat doorgaans begint en eindigt in Nederland maar in overwegende mate buiten Nederland plaatsvindt.
De Nederlandse onderneming is aangesloten bij de vereniging Goederenvervoer (VGN). De CAO VGN is niet algemeen verbindend verklaard. Terzijde, een algemeenverbindendverklaring van een cao houdt in dat deze cao van toepassing wordt op alle werkgevers en werknemers die in een bepaalde sector werkzaam zijn. Er is ook een CAO Beroepsgoederenvervoer. Deze cao is wel algemeen verbindend verklaard. De bepalingen van de CAO VGN komen overeen met die van de CAO Beroepsgoederenvervoer. Ondernemingen die vallen onder de cao VGN zijn vrijgesteld van toepassing van de algemeen verbindend verklaarde cao Goederenvervoer, op voorwaarde dat de cao VGN wordt nageleefd.
Artikel 44 CAO VGN bepaalt dat werkgevers in Nederland moeten bedingen dat op gedetacheerde werknemers de basisarbeidsvoorwaarden uit de cao VGN worden toegepast. De zusterondernemingen van Van den Bosch in Duitsland en Hongarije stellen hun chauffeurs ter beschikking aan Van Bosch in Nederland. Op deze chauffeurs worden echter niet de basis- voorwaarden van de CAO VGN toegepast.
Volgens de FNV hebben de bewuste chauffeurs recht op de basisvoorwaarden van de Nederlandse CAO VGN omdat zij ter beschikking zijn gesteld in de zin van de Detacheringsrichtlijn. Deze richtlijn voorziet kortgezegd in de verplichting voor lidstaten erop toe te zien dat wanneer op hun grondgebied ondernemingen werknemers ter beschikking stellen voor deze werknemers een aantal arbeidsvoorwaarden en omstandigheden garanderen die zijn vastgelegd in met name collectieve arbeidsovereenkomsten.
Gerechtelijke procedures
De FNV heeft tegen de transportbedrijven een vordering ingesteld, die in eerst aanleg bij de kantonrechter is afgewezen maar in hoger beroep is toegewezen. In het hoger beroep heeft de appelrechter heeft onder meer geoordeeld dat de aan de orde zijnde charters niet binnen de werkingssfeer van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers vallen aangezien deze richtlijn enkel ziet op charters die – althans overwegend – “op het gebied” van een andere lidstaat worden uitgevoerd.
In het door de FNV ingestelde cassatieberoep bij de Hoge Raad heeft laatstgenoemde een aantal zogenaamde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof. Deze prejudiciële vragen hebben voornamelijk betrekking op de voorwaarden waaronder mag worden geconcludeerd dat er sprake is van een terbeschikkingstelling van werknemers “op het grondgebied van een lidstaat” in de sector van het internationaal wegvervoer.
Beoordeling door het Hof van Justitie van de EU
Het Hof stelt dat dat de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers van toepassing is op transnationale dienstverrichtingen in de sector van het wegvervoer. De Detacheringsrichtlijn is namelijk in beginsel van toepassing op alle transnationale dienstverrichtingen waarbij werknemers ter beschikking worden gesteld, ongeacht in welke economische sector.
Wat vervolgens de vraag betreft of de bedoelde chauffeurs ter beschikking gestelde werknemers zijn, brengt het Hof in herinnering dat, om een werknemer te beschouwen als een “op het grondgebied van een lidstaat” ter beschikking gestelde werknemer, het werk dat hij verricht een voldoende nauwe band moet vertonen met dat grondgebied. Of er sprake is van een dergelijke band wordt bepaald in het kader van een algehele beoordeling van factoren zoals de aard van de werkzaamheden die de betrokken werknemer op dat grondgebied verricht, de mate waarin de werkzaamheden van die werknemer verband houden met het grondgebied van elke lidstaat waar hij werkzaam is, en het aandeel van die werkzaamheden op het grondgebied van elke lidstaat in de vervoersdienst als geheel.
Het feit dat een chauffeur die werkzaam is in het internationaal vervoer en door een in een lidstaat gevestigde onderneming ter beschikking is gesteld aan een in een andere lidstaat gevestigde onderneming, de instructies voor zijn opdrachten ontvangt, die opdrachten begint of die opdrachten beëindigt op het hoofdkantoor van die tweede onderneming, is op zich ontoereikend om te stellen dat die chauffeur op het grondgebied van die andere lidstaat ter beschikking is gesteld in de zin van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers, indien het door hem verrichte werk op basis van andere factoren geen voldoende nauwe band vertoont met dat grondgebied.
Bij de beoordeling of er sprake is van een terbeschikkingstelling van werknemers is het bestaan van een concernverband zoals in deze zaak niet relevant, aldus het Hof.
Reacties op het arrest
De FNV reageert verheugt op het arrest van het Hof omdat de Europese detacheringsregels ook gelden voor vrachtwagenchauffeurs die in dienst zijn van een buitenlands bedrijf die tijdelijk voor een Nederlands bedrijf, internationale ritten rijden. Van den Bosch reageert bepaald anders en ziet bevestigd dat zij hun buitenlandse chauffeurs op correcte wijze belonen omdat Nederlands loon in dit geval niet van toepassing hoeft te zijn omdat dan sprake moet van een (hier niet aanwezige) ‘voldoende nauwe band’ tussen Nederland en de werkzaamheden van de buitenlandse chauffeurs.
Commentaar
De verschillende reacties op het arrest zijn begrijpelijk. De Hoge Raad is nu weer aan zet. Deze zal moeten beoordelen of er wel of niet sprake is van een “voldoende nauwe band met Nederland”. De partijen krijgen hiertoe de gelegenheid om hun reacties op het arrest te geven aan de Hoge Raad.
Dat het antwoord op de vraag of in deze zaak sprake is van een terbeschikkingstelling in de zin van de Detacheringsrichtlijn nog niet zo eenvoudig te geven is blijkt (ook) uit de conclusie van de Advocaat-Generaal (A-G) bij het Hof van 30 april 2020 in deze zaak. De A-G geeft onder meer aan: “Of een dergelijke voldoende band bestaat, moet worden vastgesteld aan de hand van alle relevante aanwijzingen die samen in aanmerking moeten worden genomen, zoals de plaats van de persoon voor wie de betrokken diensten bestemd zijn, de plaats waar de vervoerswerkzaamheden worden georganiseerd en de chauffeurs hun opdrachten ontvangen, en de plaats waarnaar ze terugkeren na beëindiging van hun dienst.”
De Nederlandse appelrechter heeft in deze zaak eerder geoordeeld dat er niet sprake is van werkzaamheden die geheel of voornamelijk op Nederlands grondgebied zijn verricht. Als de Hoge Raad dat oordeel volgt zal zijn dat feiten die (ook) in het licht van het arrest van Hof niet lijken te duiden op de aanwezigheid van een voldoende nauwe band met Nederland.
Zie het volledige arrest.
[post_title] => EU-detacheringsrichtlijn wegvervoersector
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => eu-detacheringsrichtlijn-wegvervoersector
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-12-15 14:33:51
[post_modified_gmt] => 2020-12-15 13:33:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=23113
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 22919
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-12-01 14:36:35
[post_date_gmt] => 2020-12-01 13:36:35
[post_content] => De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft in een uitspraak geoordeeld dat de aanbestedingsstukken zodanig gebrekkig zijn dat de aanbesteding geen doorgang kan vinden. De uitspraak maakt vooral duidelijk dat wanneer maximumtarieven gehanteerd worden de gemeente transparant moet kunnen maken op welke wijze en met inachtneming van welke elementen zij tot die prijs is gekomen.
Feiten
Aanbesteder [verder ‘de gemeente’] heeft op 30 april 2020 een Europese openbare aanbesteding gestart voor de terbeschikkingstelling van huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo 2015. Ter zake van de te offreren tarieven gelden maximale uurtarieven.
Over de totstandkoming, de hoogte en het realiteitsgehalte van de vermelde (maximum)tarieven zijn diverse vragen gesteld in verschillende inlichtingenrondes. Volgens de gemeente zijn de gehanteerde tarieven reëel en sluiten aan bij de Code Verantwoordelijk Marktgedrag. Ook aldus de gemeente, heeft het college van B&W-onderzoek gedaan naar de tarieven. Vervolgens worden de uurtarieven door het college aangepast naar het niveau zoals deze op grond van de huidige overeenkomsten ook gehanteerd worden.
Wettelijk kader
Uitgangspunt van de Wmo 2015 is dat inwoners van de gemeente die vanwege fysieke en/of mentale beperkingen niet (meer) zelf voor hun huishouding kunnen zorgdragen, daarvoor hulp kunnen vragen bij gemeente. De gemeente kan door, vanwege artikel 2.6.4 Wmo 2015 de uitvoering van de wet door derden laten verrichten.
De gemeente heeft ter uitvoering van artikel 2.6.6 Wmo 2015 in de vigerende Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 regels gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening een de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, rekening houdend met de deskundigheid van beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. In deze verordening is aangehaakt bij de nadere regels die gesteld zijn bij algemene maatregel van bestuur [AMvB].
Vorenbedoelde AMvB is het Besluit van 10 februari 2017, houdende regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit van de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener.
Artikel 5.4 van de AMvB voorziet in een procedure voor het door een college vaststellen van een reële prijs als ondergrens voor een inschrijving. Daarnaast bevat het een methodiek voor colleges die om moverende redenen niet zelf een reële prijs willen vaststellen en de bepaling van de hoogte van een reële prijs willen overlaten aan de inschrijvende partijen.
Overwegingen in kort geding
De gemeente kan op grond van de AMvB en haar eigen gemeentelijke verordening ervoor kiezen om zelf de reële prijs vast te stellen dan wel om de bepaling van de hoogte van een reële prijs aan de inschrijvers over te laten. De gemeente heeft volgens haar ter zitting ingenomen stellingen het vierde lid van artikel 5.4 van de AMvB toegepast, althans willen toepassen en heeft dus voor het laatste gekozen.
Bij toepassing van artikel 5.4 lid 4 van de AMvB geldt dat de gemeente de in de Nota van Toelichting bij de AMvB beschreven procedure had moeten volgen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemeente dit heeft verzaakt. De gemeente heeft (het volgen van) deze procedure niet vermeld in de offerteaanvraag of de diverse Nota's van inlichtingen.
In de aanbestedingsstukken heeft gemeente bovendien niet als eis opgenomen dat een aanbieder inschrijft tegen een reële prijs die is gebaseerd op ten minste de in artikel 5.4 lid 3 van de AMvB genoemde kostprijselementen a tot en met f en dat de aanbieder daarmee voldoet aan alle eisen. Ook heeft de gemeente] in de aanbestedingsstukken niet beschreven dat zij vervolgens toetst of de inschrijvende partij inderdaad een reële prijs hanteert en de gemeente met deze aanbieder een overeenkomst kan sluiten. Uit de aanbestedingsstukken is daarom niet af te leiden dat de gemeente het vierde lid van artikel 5.4 van de AMvB heeft toegepast.
Gelet op het vorenstaande zijn de aanbestedingsstukken naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zo duidelijk dat het voor iedere - normaal oplettende - inschrijver niet mis te verstaan was waaraan de inschrijving moest voldoen en op welke wijze de beoordeling van de inschrijving zou plaatsvinden. Daarmee lijden de aanbestedingsstukken aan een zodanig gebrek dat de onderhavige aanbestedingsprocedure geen doorgang kan vinden op basis van die stukken.
Conclusie
Het wettelijk kader betekent niet dat het een gemeente zonder meer verboden is om maximumtarieven te hanteren. Het doel van de Wmo 2015 en de AMvB is dat de gemeente een reële prijs aanbiedt voor de door haar uit te besteden Wmo-diensten, waartegen de zorgaanbieder geacht wordt de vereiste kwaliteit en continuïteit te kunnen leveren. Dit laatste strookt met de opvatting van de wetgever dat het college niet verplicht is om iedere aanbieder de specifieke kostprijs van die onderneming te betalen, omdat de verantwoordelijkheid voor een gezonde bedrijfsvoering bij de aanbieder ligt.
Het vierde lid van artikel 5.4 van de AMvB is ingevoerd om een uitzondering te maken op de uit het eerste lid voortvloeiende regel dat een inschrijving onder de reële prijs terzijde moet worden gelegd, namelijk wanneer de inschrijver aantoont dat hij tegen een lagere prijs kan voldoen aan alle in de wetgeving en aanbestedingsdocumenten gestelde eisen. Ook bij de toepassing van het vierde lid geldt kortom het aanbieden van een reële prijs voor Wmo‑diensten als uitgangspunt.
Als een gemeente ervoor kiest om maximumtarieven te (blijven) hanteren, is die gemeente gehouden is om onderzoek dienaangaande te doen en transparant kenbaar te maken op welke wijze en met inachtneming van welke elementen zij tot die prijs is gekomen, gelijk het geval wanneer zij het eerste lid van artikel 5.4 van de AMvB zou toepassen. Op deze wijze zullen de gehanteerde maximumtarieven gelijk of hoger zijn aan de reële prijs.
[post_title] => Reële transparante tarieven vereist in zorgaanbesteding
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => reele-transparante-tarieven-vereist-in-zorgaanbesteding
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-12-01 14:36:35
[post_modified_gmt] => 2020-12-01 13:36:35
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=22919
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 22779
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-11-18 11:08:39
[post_date_gmt] => 2020-11-18 10:08:39
[post_content] => Essentie
Het belemmeringsverbod van artikel 9a Waadi [Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs] houdt in dat degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt geen belemmeringen in de weg legt voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop van de terbeschikkingstelling tussen de ter beschikking gestelde arbeidskracht en degene aan wie hij ter beschikking is gesteld.
Het belemmeringsverbod moet ruim worden uitgelegd. Ook de situatie waarin een gedetacheerde werknemer zijn werkzaamheden bij de inlener voortzet als zzp’er valt onder het belemmeringsverbod.
Wat als de intermediair een zzp’er betreft die ter beschikking wordt gesteld aan een inlener? Welnu, het belemmeringsverbod van artikel 9a Waadi is ook van toepassing op de uitzending van een zzp’er.
Feiten: opdracht en relatiebeding
Opdrachtgever die zich bezighoudt met arbeidsbemiddeling sluit een overeenkomst van opdracht met een zzp’er. Laatstgenoemde wordt via een door opdrachtgever met een omgevingsdienst gesloten overeenkomst van opdracht geplaatst bij deze omgevingsdienst.
Opdrachtgever beëindigt de opdracht bij de omgevingsdienst. De zzp’er wil de werkzaamheden bij de omgevingsdienst continueren. Opdrachtgever houdt in eerste instantie de zzp’er aan het tussen hen gesloten relatiebeding, houdt vervolgens de zzp’er niet meer aan dat relatiebeding maar wijst de zzp’er wel op het relatiebeding dat tussen hem en de omgevingsdienst geldt waardoor de omgevingsdienst de zzp’er niet in dienst kan nemen.
Juridische beoordeling: nietig relatiebeding
De vraag die voorligt is of de opdrachtgever onrechtmatig handelt door een beroep te doen op een van de relatiebedingen waardoor de zzp’er niet in dienst kan treden bij de omgevingsdienst.
Na in eerste aanleg een afwijzend oordeel, overweegt het hof in hoger beroep dat een beroep doen op een overeengekomen relatiebeding op zichzelf niet onrechtmatig is, tenzij het beroep op zo’n beding in strijd is met een dwingendrechtelijke bepaling. In dit geval, waarin sprake is van een overeenkomst van opdracht tussen een opdrachtnemer en opdrachtgever, is het belemmeringsverbod van artikel 9a Waadi van toepassing. Dit belemmeringsverbod is een dwingendrechtelijke bepaling waar partijen niet vanaf kunnen afwijken.
Aangezien het relatiebeding tussen opdrachtgever en de zzp’er nietig is, heeft de opdrachtgever de zzp’er ten onrechte aan het relatiebeding gehouden. Dat geldt ook voor zover opdrachtgever een beroep zou doen op het met de omgevingsdienst overeengekomen relatiebeding. Ook dit moet worden gezien als een ongeoorloofde belemmering als bedoeld in artikel 9a Waadi, aldus het hof.
Conclusie
Het is moeilijk om te voorkomen dat gedetacheerde werknemers, uitzendkrachten of zzp’ers na afloop van de detachering bij of voor de inlener gaan werken.
Wat wel kan is via een relatie- en/of concurrentiebeding te verbieden dat bij of voor een concurrent van de intermediair wordt gaan gewerkt. Daarnaast kan de intermediair altijd met de inlener afspreken dat bij het in dienst nemen of inhuren van de werknemer, uitzendkracht of zzp’er, de inlener een marktconforme vergoeding moet betalen voor door de intermediair verleende diensten.
Zie de volledige uitspraak op rechtspraak.nl
[post_title] => Belemmeringsverbod Waadi ook bij uitzending zzp’er
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => belemmeringsverbod-waadi-ook-bij-uitzending-zzper
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-11-18 11:08:39
[post_modified_gmt] => 2020-11-18 10:08:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=22779
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 22628
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-11-09 15:20:58
[post_date_gmt] => 2020-11-09 14:20:58
[post_content] => Ook na aanbesteding is bestek leidend voor aanvang werk. Het bestek en de daarmee samenhangende documenten waaronder een nota van inlichtingen zijn leidend voor de vraag wat tussen partijen ten aanzien van de aanvang van het werk is overeengekomen.
Feiten in het kort
Opdrachtgever A. is een niet-openbare aanbestedingsprocedure gestart in overeenstemming met het Aanbestedingsreglement werken 2016 (ARW 2016) voor de realisatie van een werk volgens een bestek. In het bestek staat dat in afwijking van het ARW 2016 als datum van aanvang van het werk zal worden aangemerkt de datum als genoemd in de schriftelijke opdrachtbevestiging.
Tijdens de aanbesteding is door een potentiële inschrijver navraag gedaan over de mogelijke aanvangsdatum van het werk. Opdrachtgever A. heeft via de nota van inlichtingen aangegeven dat rekening moest worden gehouden met een aanvangsdatum in het tweede kwartaal van 2018. Opdrachtgever A. heeft daarna een planning gepubliceerd waarin de definitieve gunning voorzien was voor 15 maart 2018 en de publicatie van de gegunde opdracht voor 12 april 2018.
Op 20 februari 2018 is er voorlopig gegund aan aanneemster B. De opdracht is vervolgens met enige vertraging op 16 april 2018 verstrekt aan de aanneemster B. waarbij door opdrachtgever A. is medegedeeld dat op 1 juni 2018 kon worden gestart met de werkzaamheden.

Geschil
Aanneemster B. beklaagt zich erover dat opdrachtgever A. de aanvangsdatum van het werk (eenzijdig) heeft gewijzigd. Volgens de planning zou de opdracht op 15 maart 2018 worden verstrekt en zouden de werkzaamheden vanaf die datum kunnen aanvangen, aldus de aanneemster B. Doordat aanneemster B. later is moeten starten heeft zij extra kosten moeten maken.
Oordeel Raad van Arbitrage voor de Bouw
De arbiters overwegen dat het bestek en de daarmee samenhangende documenten (waaronder de nota van Inlichtingen) leidend zijn voor de vraag wat tussen partijen ten aanzien van de aanvang van het werk is overeengekomen. Daaruit volgt dat de aanvangsdatum van het werk bij de opdrachtbevestiging bekend zou worden gemaakt en dat deze naar verwachting in het tweede kwartaal van 2018 zou zijn gelegen. Opdrachtgever A. is daarvan niet afgeweken. Hij heeft immers bij de opdrachtbevestiging meegedeeld dat aanneemster B. op 1 juni 2018 kon aanvangen met haar werkzaamheden.
Dat partijen door middel van de publicatie door opdrachtgever van de planning een exacte aanvangsdatum van het werk, op 15 maart 2018, zijn overeengekomen, zien arbiters niet in. Deze planning ziet louter en alleen op de te volgen stappen in de aanbestedingsprocedure tot en met gunning, en niet ook op de start van de uitvoering van het werk. Dat opdrachtgever A. tijdens de aanbestedingsprocedure telkens heeft verwezen naar die planning, maakt het voorgaande niet anders.
Conclusie
Naar het oordeel van de arbiters is er niet sprake van een tekortschieten in een contractuele verplichting door opdrachtgever A. De vorderingen van aanneemster B. worden afgewezen.
Advies
De volgens een indicatieve planning tijdens een aanbestedingsprocedure voorziene definitieve gunning is niet gelijk te stellen aan de aanvangsdatum van het werk. Als inschrijver doet u er goed aan bij de inschrijving en de daarbij te hanteren eigen planning van de voorbereidende werkzaamheden (inkoop/contracteren onderaannemers) het bestek en de daarmee samenhangende documenten zoals een nota van inlichtingen nadrukkelijk in ogenschouw te nemen.
Voor de volledige uitspraak zie Raad van Arbitrage voor de Bouw, 36.755, 28 juli 2020
[post_title] => Ook na aanbesteding is bestek leidend voor aanvang werk
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ook-na-aanbesteding-is-bestek-leidend-voor-aanvang-werk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-11-09 15:20:58
[post_modified_gmt] => 2020-11-09 14:20:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=22628
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 22296
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-10-20 12:17:34
[post_date_gmt] => 2020-10-20 10:17:34
[post_content] =>
Op 9 oktober 2020 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de civielrechtelijke gevolgen van onrechtmatige staatssteun bij de aan/verkoop van grond (ECLI:NL:HR:2020:1587).
Met name de uitgebreide conclusie van de Advocaat-Generaal (A-G) bij de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2020:466) in deze zaak is voor overheden en projectontwikkelaars interessant. Immers zij lopen vaak tegen de vraag aan of bij een grondtransactie sprake is van staatssteun en zo ja wat daarvan dan de gevolgen zijn.
Feiten in het kort
De gemeente Harlingen heeft in 2009 met Spaansen Holding B.V. een koopovereenkomst gesloten voor de aankoop van het Spaansen-terrein. Van de afgesproken koopprijs zou een deel later worden uitbetaald, namelijk na verplaatsing van het bedrijf. Voordat het bedrijf is verplaatst heeft Spaansen om de nabetaling gevraagd. De gemeente die zich na onderzoek op het standpunt stelt dat bij de koopovereenkomst sprake is van staatssteun, weigert dit.
Onrechtmatige staatssteun
Partijen treffen elkaar in uiteindelijk drie instanties voor de rechter. In al die instanties wordt aan de hand van de criteria van artikel 107 VWEU (Verdrag inzake de werking van de Europese Unie) geoordeeld dat sprake is van staatssteun. Dit omdat kort gezegd, de gemeente meer dan de marktconforme prijs heeft betaald. De staatssteun had op grond van artikel 108 VWEU moeten worden gemeld aan de Europese Commissie. Nu dit niet is gebeurd is de staatssteun onrechtmatig.
Nietigheid van de koopovereenkomst
De vervolgvraag is hoe om te gaan met de gevolgen van de onrechtmatige staatssteun. De door de onrechtmatige staatssteun ontstane mededingingsverstoring moet ongedaan worden gemaakt. Hier spitst dit zich toe op de vraag of de staatsteun leidt tot gedeeltelijke of algehele nietigheid van de koopovereenkomst.
De rechtbank is van mening dat de onrechtmatige steunmaatregel op de minst bezwarende wijze dient te geschieden en komt tot gedeeltelijke nietigheid van de koopovereenkomst. De koopprijs wordt daarmee gesteld op wat als de marktconform wordt gezien. Oftewel een correctie op de koopprijs vanwege het verstrekte voordeel.
Het hof komt anders dan de rechtbank tot het oordeel dat de gehele koopovereenkomst nietig is. Het hof vindt dat de gevolgen van de verstrekte staatssteun verstrekkender zijn dan het voordeel dat de rechtbank in ogenschouw heeft genomen. Het hof oordeelt dat onder normale marktomstandigheden Spaansen de koopsom die partijen zijn overeengekomen, niet zou hebben gekregen. Toepassing van de gedeeltelijke nietigheid van de koopovereenkomst betekent dat de gemeente wordt beloond voor het schenden van haar verplichting om de staatssteun te melden. Er wordt afbreuk gedaan aan het nuttige effect van voornoemde aanmeldingsverplichting doordat de gemeente minder prikkels heeft om de steunmaatregel te melden. Ook vindt het hof dat de koopprijs in onverbrekelijk verband staat met de rest van de koopovereenkomst zodat ook om die reden gedeeltelijke nietigheid niet mogelijk is.
De A-G volgt het hof. Het Unierecht (het recht van de Europese Unie) verplicht de rechter niet om andere remedies als ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad in plaats van algehele nietigheid toe te passen. Er wordt aldus de A-G overigens ook niet voldaan aan de voorwaarden voor ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad. In dit geval zou van gedeeltelijke nietigheid van de koopovereenkomst een verminderde prikkel voor de gemeente uitgaan om de koop tijdig bij de Europese Commissie te melden. Immers, door niet te melden zou de gemeente het terrein mogen houden en de koopprijs naar beneden bijgesteld te zien.
De A-G vindt dat ook indien een deel van de koopprijs als steunmaatregel is aan te merken, de algehele nietigheid van de koopovereenkomst aangewezen kan zijn. Zeker nu op grond van de wet nietigheid in beginsel ziet op de gehele rechtshandeling (hier de koopovereenkomst). Van belang is verder dat de koopprijs in een onverbrekelijk verband bestaat met de rest van de koopovereenkomst. Verder geldt dat in beginsel een koopprijs niet splitsbaar is. Dat laatste geldt ook als een deel van die koopprijs staatssteun omvat. De ondeelbaarheid van de koopprijs betekent dat het als staatssteun aangemerkte bedrag in een onverbrekelijk verband bestaat met de rest van de koopovereenkomst. Het rechtsgevolg is dan algehele nietigheid van de koopovereenkomst.
De Hoge Raad volgt de A-G en het hof. Resultaat is dus dat de gemeente moet meewerken dat de situatie dat het terrein eigendom is van Spaansen in de openbare registers wordt aangepast. De betaalde koopsom moet uiteraard wel aan de gemeente worden terugbetaald.
Conclusie
Als er sprake is van staatssteun bij de aan- en verkoop van grond kan dit leiden tot de algehele nietigheid van de koopovereenkomst. Hierdoor is de grond niet op rechtsgeldige wijze overgedragen en moet de gehele koopsom worden terugbetaald.
Advies
Zowel gemeenten als projectontwikkelaars doen er verstandig aan om bij alle overeenkomsten die zij sluiten over de aan- en verkoop van gronden na te gaan of mogelijk sprake kan zijn van staatssteun.
Bij al gesloten overeenkomsten tot 10 jaar terug kan het nuttig zijn om alsnog na te gaan of er mogelijk sprake is van staatssteun.
[post_title] => Onrechtmatige staatssteun leidt tot algehele nietige grondtransactie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => onrechtmatige-staatssteun-leidt-tot-algehele-nietige-grondtransactie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-10-20 12:24:39
[post_modified_gmt] => 2020-10-20 10:24:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=22296
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 22063
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-10-07 15:13:45
[post_date_gmt] => 2020-10-07 13:13:45
[post_content] => Het Aanbestedingsinstituut Mobiliteit (AIM) heeft onderzoek gedaan naar de kwaliteitsvraag in aanbestedingen in het zorgvervoer. Er worden vaak ‘zachte’ kwaliteitscriteria gevraagd zoals klantgerichtheid en sociale vaardigheden van chauffeurs. Het AIM pleit ervoor om voor zulke zachte criteria ook tot vaste normen te komen.
‘Harde‘ en ’zachte’ criteria over kwaliteit
Opdrachtgevers zijn zich goed bewust van de noodzaak van kwaliteitseisen in het zorgvervoer. Bij zaken die eenduidig en aantoonbaar zijn is dat geen probleem. Denk aan ‘harde‘ criteria zoals het TX-keurmerk voor kwaliteit van het vervoer, de code VVR voor veilig rolstoelvervoer en het certificaat levensreddend handelen.
Bij ‘zachte’ criteria is er vaak geen standaard of eenduidige norm beschikbaar. Dat maakt dat er geen meetlat is waar prestaties als kennis van de doelgroep, sociale vaardigheden en klantgerichtheid langs kunnen worden gelegd.
Vergelijken kwaliteit van dienstverlening
Het AIM vindt het de moeite waard om te bezien of er voor de ‘zachte’ criteria geen eenduidige kwaliteitsstandaarden kunnen worden gebruikt. Dit moet er echter niet toe leiden aldus het AIM dat aanbestedingen in het zorgvervoer volledig worden dichtgetimmerd met harde eisen. Inschrijvers moeten zich immers wel kunnen onderscheiden omdat anders het risico bestaat dat er alleen op prijs wordt gegund.
‘Ademend’ bestek
Het AIM schetst als ideaal om met een bestek te komen dat inschrijvers de ruimte laat om op basis van extra diensten het verschil met de concurrenten te maken. Een lastige opgave maar niet onmogelijk. Bij een ‘zachte’ eis als bijvoorbeeld klanttevredenheid kan aan onderzoeken een bonus of malus opgenomen worden bij goed of slecht presteren in de ogen van klanten. Mogelijk kan een landelijke standaard voor onderzoek naar klanttevredenheid in het zorgvervoer worden ontwikkeld zoals die in het openbaar vervoer gehanteerd wordt met de zogenoemde OV Klantbarometer. Het AIM geeft in hun rapport ook criteria die aanbesteders kunnen helpen om ‘zachte’ criteria wat ‘harder’ te maken en zodoende te zorgen dat op kwaliteit de beste inschrijver geselecteerd kan worden.
Commentaar
Als ‘zachte’ kwaliteitscriteria waarop inschrijvers het verschil kunnen maken zo geformuleerd kunnen worden dat ze eenduidig en aantoonbaar zijn, komt dat de kwaliteit en de motivering van de gunning ten goede en kunnen juridische geschillen vaker worden voorkomen. Dit in het belang van zowel aanbesteders als inschrijvers.
Rapport AIM over kwaliteitseisen in aanbestedingen zorgvervoer.
[post_title] => Analyse kwaliteitsvraag in vervoersaanbestedingen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => analyse-kwaliteitsvraag-in-vervoersaanbestedingen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-10-07 16:07:39
[post_modified_gmt] => 2020-10-07 14:07:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=22063
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 24443
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-03-09 10:07:44
[post_date_gmt] => 2021-03-09 09:07:44
[post_content] => Rijkswaterstaat heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd.
Opschortende termijn
In het beschrijvend document voor deze aanbesteding is vastgelegd dat iedere Inschrijver c.q. belanghebbende die het met de gunningsbeslissing niet eens is, hierover gedurende 20 kalenderdagen na elektronische verzending van de gunningsbeslissing een voorlopige voorziening kan vragen bij de bevoegde civiele rechter te Den Haag. Deze opschortende termijn die de aanbestedende dienst in acht moet nemen, voordat hij de met de gunningsbeslissing beoogde overeenkomst sluit is in het beschrijvend document tevens ook als een vervaltermijn aangeduid.
Rijkswaterstaat heeft op 12 oktober 2020 via TenderNed de voorlopige gunningsbeslissing verzonden. De 20-dagen-termijn is aangevangen op 13 oktober 2020. Op maandag 2 november 2020, de 21ste kalenderdag na verzending van de voorlopige gunningsbeslissing, wordt een kort geding aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag.
Als de opschortende termijn eindigt op een zaterdag, zondag of erkende feestdag, dan eindigt op grond van de Algemene termijnenwet de termijn op het laatste uur van de daaropvolgende werkdag. In deze zaak eindigt de opschortende termijn, uitgaande van 20 kalenderdagen, op zondag 1 november 2020 en is deze opschortende termijn dus, gezien het vorenstaande, geëindigd op het laatste uur van maandag 2 november 2020. De dagvaarding lijkt hiermee tijdig te zijn uitgebracht.
Vervaltermijn
In het beschrijvend document is echter naast de opschortende termijn als bedoeld in de Aanbestedingswet ook een vervaltermijn opgenomen. De opschortende termijn en de vervaltermijn zijn twee verschillende termijnen, waarop, tenzij anders is overeengekomen, verschillende regimes van toepassing zijn, aldus de voorzieningenrechter.
Verschil tussen beide termijnen
De opschortende termijn die de aanbestedende dienst verplicht in acht moet nemen voordat hij de met de gunningsbeslissing beoogde overeenkomst sluit is een dwingende, uit de wet voortvloeiende termijn, waarvan niet in het nadeel van inschrijvers of gegadigden kan worden afgeweken. Door het verstrijken van de opschortende termijn vervalt voor een inschrijver of gegadigden echter niet het recht om (eventueel nog na contractsluiting) een rechtsvordering met betrekking tot de aanbesteding in te stellen. Een vervaltermijn regelt dit laatste wel. Een vervaltermijn is een door partijen overeengekomen, en dus contractuele, termijn, waarna een afgewezen inschrijver niet meer in rechte kan opkomen tegen de voorlopige gunningsbeslissing.
De omstandigheid dat de wettelijke opschortingstermijn van de Aanbestedingswet van toepassing is, brengt niet met zich mee dat niet ook een contractuele vervaltermijn overeengekomen kan worden.
De eisende partij in het kort geding heeft onvoorwaardelijk ingestemd met de vervaltermijn. Op een contractuele vervaltermijn in beginsel – tenzij anders overeengekomen – niet de Algemene termijnenwet van toepassing. Als een vervaltermijn eindigt op een zaterdag, zondag of feestdag wordt de termijn daarvan daarom niet verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
De contractuele vervaltermijn in deze zaak is dus geëindigd op het einde van het laatste uur van zondag 1 november 2020. De eisende partij heeft dus niet tijdig voor afloop van die vervaltermijn het kort geding aanhangig gemaakt. De eisende partij wordt niet ontvankelijk verklaart in haar vorderingen.
Conclusie
Inschrijvers c.q. belanghebbenden moeten erop bedacht zijn dat in de aanbestedingsstukken de opschortende termijn vaak ook als contractuele vervaltermijn wordt gekwalificeerd en dat dit twee verschillende termijnen zijn met aparte regimes. Hierdoor kan de vervaltermijn iets korter uitpakken dan de opschortende termijn. Het is dan zaak om met die kortere vervaltermijn dan ook rekening te houden opdat tijdig wordt gedagvaard.
[post_title] => Verschil opschortende termijn en contractuele vervaltermijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => verschil-opschortende-termijn-en-contractuele-vervaltermijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-03-09 10:31:58
[post_modified_gmt] => 2021-03-09 09:31:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=24443
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 174
[max_num_pages] => 18
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 5936b104f0e1dc6fe5c5e1afb0f964ad
[query_vars_changed:WP_Query:private] => 1
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:778389b09ac4ed9412ca843b19ce97ab
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)

Rijkswaterstaat heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd. Opschortende termijn In het beschrijvend document voor deze aanbesteding is vastgelegd dat iedere Inschrijver c.q. belanghebbende die het met de gunningsbeslissing niet eens...
Lees meer

De Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving stelt in het advies ‘Wissels omzetten voor een veerkrachtige samenleving’ dat aanpassingen aan het zorgstelsel noodzakelijk zijn. Volgens de RVS is het cruciaal...
Lees meer

Mediation is een alternatieve vorm van geschillenbeslechting. Bij mediation proberen partijen gezamenlijk een (arbeids)conflict op te lossen, dit onder de begeleiding van een onafhankelijke derde, de mediator. Uit de rechtspraak...
Lees meer
08 jan 2021

BENG staat voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen Met de BENG wordt de verplichting om energieneutraal te bouwen, een verplichting die overeenkomstig artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012 al sinds 2015...
Lees meer
15 dec 2020

Essentie De richtlijn betreffende de detachering van werknemers (Detacheringsrichtlijn) is van toepassing op transnationale dienstverrichtingen in de sector van het wegvervoer. Buitenlandse chauffeurs die in Nederland zijn gedetacheerd vallen in...
Lees meer

De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft in een uitspraak geoordeeld dat de aanbestedingsstukken zodanig gebrekkig zijn dat de aanbesteding geen doorgang kan vinden. De uitspraak maakt vooral duidelijk dat...
Lees meer

Essentie Het belemmeringsverbod van artikel 9a Waadi [Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs] houdt in dat degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt geen belemmeringen in de weg legt voor de totstandkoming...
Lees meer

Ook na aanbesteding is bestek leidend voor aanvang werk. Het bestek en de daarmee samenhangende documenten waaronder een nota van inlichtingen zijn leidend voor de vraag wat tussen partijen ten aanzien...
Lees meer

Op 9 oktober 2020 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de civielrechtelijke gevolgen van onrechtmatige staatssteun bij de aan/verkoop van grond (ECLI:NL:HR:2020:1587). Met name de uitgebreide conclusie...
Lees meer

Het Aanbestedingsinstituut Mobiliteit (AIM) heeft onderzoek gedaan naar de kwaliteitsvraag in aanbestedingen in het zorgvervoer. Er worden vaak ‘zachte’ kwaliteitscriteria gevraagd zoals klantgerichtheid en sociale vaardigheden van chauffeurs. Het AIM...
Lees meer