Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 11
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 11
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => all
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 10
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1495
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (10)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 100, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11848
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2018-01-29 15:58:43
                    [post_date_gmt] => 2018-01-29 14:58:43
                    [post_content] =>  

Bij klachten over een aangekondigde aanbesteding is het als potentiële gegadigde/inschrijver zaak om tijdig en op de correcte wijze de klacht te vertalen naar actie. Dit wordt nog eens uit het oog verloren zoals blijkt uit de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 december 2017.

In het gunningsdocument staat onder meer het volgende te lezen:

“[…]
Communicatie
[…]
2.3.1. gelegenheid tot vragen stellen
[…]

De offerteaanvraag is met de grootste zorg samengesteld. Indien inschrijver van mening is dat de offerteaanvraag, de aanbestedingsprocedure en/of enig aanbestedingsdocument een onduidelijkheid, [innerlijke] tegenstrijdigheid, onrechtmatigheid en/of andere onvolkomenheid bevat, dient hij dat [op straffe van rechtsverwerking] uiterlijk voor de deadline voor het stellen van vragen aan de aanbestedende dienst kenbaar te maken op de wijze beschreven in deze paragraaf.

Indien een inschrijver een vraag heeft gesteld, respectievelijk bezwaar heeft gemaakt, en het antwoord naar diens oordeel onbevredigend is, dient de inschrijver op straffe van verval van recht uiterlijk zeven kalenderdagen voor de uiterlijke datum dat de inschrijving moest zijn ingediend [zie de planning in paragraaf 2.2] de aanbestedende dienst in kort geding te betrekken. […]

Indien de inschrijver na de laatste nota van inlichtingen geen vragen stelt over of bezwaar maakt tegen bepalingen in de aanbestedingsdocumenten en/of geen kort geding aanhangig maakt in het geval zij zich niet met de inhoud van de laatste nota van inlichtingen kan verenigen, dan kan de inschrijver zich daar na inschrijving [bijvoorbeeld bij afwijzing] niet op beroepen [rechtsverwerking]. Hieruit vloeit voort dat het recht om na indiening van de inschrijving te klagen over onduidelijkheden of onvolkomenheden of onrechtmatigheden in de aanbestedingsdocumenten vervalt indien niet tijdig, dus uiterlijk ter zake van de laatste nota van inlichtingen, daarover om opheldering wordt gevraagd. Inschrijvers dienen te allen tijde proactief te handelen.

 […]”

De rechtbank overweegt als volgt:

“Wat met deze bepaling is bedoeld, is – gelet op het verschil van mening tussen partijen op dat punt – een kwestie van uitleg van het aanbestedingsdocument. Een redelijke uitleg daarvan houdt, met inachtneming van de daarvoor geldende maatstaven, in dat een normaal oplettende en behoorlijk geïnformeerde inschrijver deze bepaling zo moet begrijpen dat als hij de kwestie niet tijdig aan de orde zou stellen, daarmee het recht om dit in juridische procedure, nádat de inschrijvingen zijn voltooid en de aanbestedende dienst hun gunningsvoornemen bekend hebben gemaakt, alsnog te doen, is vervallen.

[…]

 Toewijzing van de vorderingen strekkende tot heraanbesteding dan wel herbeoordeling van de inschrijvingen op deze grond is ook daarom niet mogelijk.”

 Verderop in de bewuste uitspraak valt te lezen dat de rechtbank het weliswaar begrijpelijk vindt dat de inschrijver die niet zo thuis is in het aanbestedingsrecht, zich niet [tijdig] zou hebben gerealiseerd dat gelet op voornoemde bepaling, bepaalde bezwaren niet na gunning pas in een kort geding-procedure kunnen worden opgeworpen, maar dat dit aldus de rechtbank, op grond van het aanbestedingsrecht voor rekening en risico van de inschrijver moet blijven. De inschrijver had zich immers van professionele bijstand kunnen voorzien om het risico en de gevolgen van het niet tijdig en op correcte wijze bezwaar maken, af te wenden. De omstandigheid dat de inschrijver dat niet heeft gedaan, kan de aanbestedende dienst niet worden tegengeworpen.

De juridische moraal van dit verhaal is dat u als potentiële gegadigde/inschrijver nauwgezet en tot op de letter de voorgeschreven wijze van communicatie in geval van klachten en bezwaren moet volgen en dat dit indien voorgeschreven, in het voorkomende geval, ook moet leiden tot het starten van een kort geding voorafgaand aan de deadline van de inschrijving. En twijfelt u of in geval van een bezwaar u voorafgaand aan de inschrijving kan volstaan met een minder ingrijpende actie dan een kort geding? U doet gelet op de op het spel staande belangen, er dan goed aan professioneel juridisch advies in te winnen.

Zie ook Aanbestedingsrecht en de Aanbestedingsdesk voor meer informatie.
                    [post_title] => Tijdig en correct klagen bij aanbestedingen
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => tijdig-en-correct-klagen-aanbestedingen
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-01-28 08:56:47
                    [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:47
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11848
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [1] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11846
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2018-01-29 15:39:39
                    [post_date_gmt] => 2018-01-29 14:39:39
                    [post_content] =>  

Wanneer een werknemer zich ziek heeft gemeld en er speelt [vermoedelijk] een arbeidsconflict, adviseert de bedrijfsarts veelal dat wordt gestart met mediation. Mediation is het oplossen van conflicten met behulp van een neutrale conflictbemiddelaar zijnde de mediator. Het doel van een mediation is dat onder de begeleiding van de mediator de werkgever en de werknemer een oplossing vinden voor het conflict waardoor ook de weg vrij wordt gemaakt voor re-integratie. Het op deze wijze aanpakken van het arbeidsconflict behoort tot de maatregelen die getroffen kunnen worden om een werknemer weer in zijn of haar arbeid te integreren. Mediation is daarbij dus één van de instrumenten om te trachten een arbeidsconflict op te lossen.

Punt is wel dat één van de kernwaarden van mediation is dat mediation plaatsvindt op vrijwillige basis. Een [mijns inziens logische] voorwaarde, willen partijen onder begeleiding van een mediator zelf een conflict oplossen. Echter, als mediation via advisering van de bedrijfsarts, als een soort van re-integratiemiddel wordt ingezet, levert dit dus een zeker spanningsveld op en kan de vraag aan de orde komen of werknemer [of werkgever] wel aan mediation moet meewerken. Dat het soms nauw luistert wanneer die medewerking aan mediation wel of niet mag worden verlangd, blijkt uit een nader te bespreken uitspraak van 31 oktober 2017 van het Gerechtshof De Haag waarbij de mate van de door werknemer verleende medewerking centraal stond.

De zaak laat zich als volgt samenvatten. Werknemer heeft zich ziek gemeld. Volgens werkgever is de ziekmelding niet terecht en de afwezigheid van werknemer gebaseerd op een door werknemer gevoeld arbeidsconflict. De bedrijfsarts adviseert – kort gezegd – een mediation.

Er vinden intakegesprekken plaats met een beoogd mediator die vervolgens op enig moment laat weten het mediationtraject te staken bij gebreke van een ondertekende mediationovereenkomst. Dit laatste heeft te maken met de weigering van werkgever in te stemmen met de geheimhoudings-clausule.

De bedrijfsarts stelt vast dat er nog altijd sprake is van een conflict en adviseert de werkgever met werknemer in gesprek te gaan. Dit gesprek gaat onder meer over het plan van aanpak en de geheimhoudingsclausule ten behoeve van [alsnog] mediation. Werknemer weigert het plan van aanpak te ondertekenen en legt uit waarom niet kon worden ingestemd met een geheimhoudingsclausule en dringt aan op een open gesprek over wat werknemer als de werkelijke oorzaken van het conflict ziet.

Werkgever verlangt dat gelet op het advies van de bedrijfsarts, werknemer meewerkt aan de uitvoering van het plan van aanpak inhoudende dat onder leiding van een onafhankelijke derde [mediator] gesprekken worden gevoerd. Omdat werknemer dit niet doet, gaat werkgever over tot uitvoering van haar eerder geuite voornemen tot loonopschorting.

Nadien adviseert de bedrijfsarts onveranderd namelijk dat partijen mediation ingaan. Werkgever verzoekt het UWV vervolgens om een deskundigenoordeel met betrekking tot haar re-integratieinspanningen. Deze inspanningen worden door het UWV als voldoende beschouwd.

De vervolgstap van de werkgever is het stopzetten van het loon omdat in de visie van werkgever werknemer zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan re-integratie. Verder kondigt werkgever aan dat bij ongewijzigde omstandigheden een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden ingediend.

Partijen discussiëren verder over de vraag of werknemer al dan niet een deugdelijke reden heeft niet deel te nemen aan een mediationtraject. Werkgever vraagt vervolgens een tweede deskundigenoordeel bij het UWV aan. Het UWV beoordeelt de door werknemer uitgevoerde re-integratieinspanningen als niet voldoende. Werkgever herhaalt het aanbod van mediation.

Werknemer gaat – onder protest – akkoord en er vinden opnieuw intakegesprekken voor mediation plaats. Na deze intakegesprekken maakt de beoogde mediator kenbaar dat zij de juridisch adviseur van beide partijen kent en dat zij partijen de vraag heeft voorgelegd of dit een probleem zou zijn in het kader van de onafhankelijkheidseis van de mediator. De werkgever ziet geen belemmering, de werknemer wel. De werknemer zet uiteen waarom de mediator niet zou voldoen aan de eis van onpartijdigheid. De werknemer verzoekt om een derde [onafhankelijk en onpartijdige] mediator. De werkgever gaat daar niet op in.

Werkgever verzoekt vervolgens de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden. Primair wegens [ernstig] verwijtbaar handelen van werknemer [de e-grond] en subsidiair wegens een verstoorde arbeidsrelatie [de g-grond]. De kantonrechter oordeelt dat werknemer haar verplichting in het kader van re-integratie niet is nagekomen, dat hiervoor geen redelijke grond bestaat en dat daarmee de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zodat van werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en herplaatsing niet in de rede ligt. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, zonder opzegtermijn en zonder transitievergoeding of billijke vergoeding.

De werknemer gaat tegen de beschikking in beroep. Het hof stelt vast dat op basis van het [eerste] deskundigenoordeel mediation het meest geëigende middel was om het arbeidsconflict op te lossen en dat blijkens het tweede deskundigenoordeel er geen medische beperkingen aan de zijde van werknemer waren om niet aan de mediation inclusief de geheimhoudingsbepaling, mee te kunnen werken. Met betrekking tot de door de werkgever voorgestane geheimhouding bij de mediation overweegt het hof dat dit een gebruikelijk beding is dat ertoe dient dat hetgeen in het kader van mediation wordt besproken vertrouwelijk is en blijft, zowel in het belang van de werkgever als in het belang van de werknemer, zeker als er sprake is van een arbeidsconflict.

Het hof kent doorslaggevende betekenis toe aan het tweede deskundigenoordeel van het UWV en neemt dit over en stelt dus dat er geen medische redenen waren voor werknemer en dat de werknemer geen deugdelijke grond had om niet mee te werken aan de mediation en dat de door werknemer uitgevoerde re-integratieinspanningen op grond hiervan niet voldoende zijn geweest. De conclusie van het hof is dan ook dat werknemer gedurende langere tijd onvoldoende heeft meegewerkt aan re-integratie waarbij het hof ook de weigering van werknemer om het plan van aanpak te ondertekenen heeft betrokken.

Vervolgens moet het hof de vraag beantwoorden of het de werkgever vrijstond een ontbindingsverzoek in te dienen [hetzij op de e-grond, hetzij op de g-grond] op het moment dat werknemer verzocht om een nieuwe [de derde] mediator, in plaats van een nieuwe mediator te zoeken.

Het hof is van oordeel dat werknemer op deugdelijke gronden de mediation met de [tweede] mediator niet heeft willen voortzetten en nu werknemer zich bereid heeft verklaard de mediation met een andere [derde] mediator voort te zetten, kan aldus het hof, uiteindelijk toch niet worden geconcludeerd dat werknemer zonder deugdelijke grond haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen, hetgeen de basis is geweest van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter op de e-grond.

Anders gezegd, de werknemer heeft uiteindelijk terecht niet mee willen werken aan het mediationtraject met de [beoogde tweede] mediator en waarmee de werknemer dus al met al niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

Nu de zaak in zijn geheel aan het hof in hoger beroep is voorgelegd, moet het hof vervolgens bezien of toewijzing van het ontbindingsverzoek had moeten plaatsvinden – zoals door de werkgever in eerste aanleg was verzocht – op de subsidiair geformuleerde g-grond, te weten ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Het hof overweegt dat nu het partijen sinds de ziekmelding, gedurende bijna tien maanden niet is gelukt om samen op constructieve wijze het gesprek aan te gaan en een begin te maken met het vinden van een structurele oplossing voor het ontstane arbeidsconflict, sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Het hof oordeelt verder dat niet het geval is dat in deze zaak werkgever een verstoring van de verhoudingen heeft gecreëerd met het uitsluitend doel een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te forceren op de g-grond. Verder gelet op de aard en omvang van de verstoorde arbeidsverhouding ligt aldus het hof, herplaatsing niet in de rede, terwijl evenmin is komen vast te staan dat het verzoek tot ontbinding op de g-grond verband houdt met omstandigheden waar het opzegverbod wegens ziekte betrekking op heeft.

Het eindresultaat is dat geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst van partijen geëindigd is en geëindigd blijft edoch niet op basis van een ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van werknemer, maar op basis van een verstoorde arbeidsverhouding. Als gevolg hiervan wordt alsnog rekening gehouden met de opzegtermijn en is de werkgever de transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd.

Wat deze zaak leert is dat een bezwaar tegen de aan mediation verbonden geheimhouding, in beginsel niet als excuus zal gelden om niet aan mediation mee te werken. Bezwaren tegen de mediator – mits deze bezwaren uiteraard beargumenteerd kunnen worden – kunnen daarentegen wel een rechtvaardiging zijn voor het afbreken van mediation.

Voorts, als een werknemer bereidheid toont tot het onder bepaalde voorwaarden voortzetten van het mediationtraject, doen werkgevers er goed aan om niet te snel daaraan geen medewerking meer te willen verlenen.

En tot slot, wordt uiteindelijk door de werkgever toch een ontbindingsverzoek ingediend op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer omdat laatstgenoemde verplichtingen in het kader van re-integratie niet nakomt, dan is het zaak dat ontbindingsverzoek subsidiair altijd te baseren op een verstoorde arbeidsverhouding. Zoals de uitspraak laat zien, geeft dit laatste het hof de ruimte om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op alsnog de juiste juridische grondslag, door te voeren zodat per saldo de werkgever de door haar beoogde beëindiging van de arbeidsovereenkomst behoudt. Zonder de subsidiair aangevoerde g-grond zou vrees ik, de uitkomst van het hoger beroep in kwestie zijn geweest dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet zou zijn geëindigd en dit met voor beide partijen alle problemen van dien.

Zie volledig uitspraak.
                    [post_title] => Arbeidsongeschiktheid en [het niet meewerken aan] mediation
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => arbeidsongeschiktheid-en-meewerken-aan-mediation
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-01-28 08:56:48
                    [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:48
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11846
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [2] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11732
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2017-11-13 13:38:31
                    [post_date_gmt] => 2017-11-13 12:38:31
                    [post_content] =>  

Op 17 oktober jl. heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn & Sport aan de Tweede Kamer aangeboden het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het opnieuw vaststellen van de bijlage bij genoemd Warenwetbesluit vanwege [onder meer] de omzetgerelateerde boete.

Het voornoemde is een goede aanleiding om nog eens in herinnering te brengen dat op 19 juli 2016 in werking is getreden het zogenoemde besluit van 7 juli 2016, houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete [Staatsblad Stb.2016, 284]. In dat besluit is de mogelijkheid tot een omzetgerelateerde boete geïntroduceerd in het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten en dit voor de meest in het oog springende warenwettelijke overtredingen. Overtredingen van bepalingen in Warenwet, het Warenwetbesluit algemene productveiligheid en het Warenwetbesluit producten voor bijzondere voeding.

Hiermee is verder een begin gemaakt met het geven van uitvoering aan de wet van 20 mei 2015 tot wijziging van de Warenwet. In die wijziging Warenwet is het maximum bedrag van de bestuurlijke boete verhoogd tot de zesde categorie van het Wetboek van Strafrecht [op dit moment € 820.000,=]. In de toelichting bij het besluit van 7 juli 2016 is aangegeven dat op termijn voor iedere overtreding op het gebied van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren en de voedsel- en productveiligheid, een omzetgerelateerde boete zal worden geïntroduceerd.

In het besluit van 7 juli 2016 is bepaald dat een omzetgerelateerde boete slechts kan worden opgelegd indien de overtreding opzettelijk of met grove schuld is begaan. Ook kan de omzetgerelateerde boete slechts worden opgelegd aan ondernemingen met een gerealiseerde jaaromzet van tenminste 10 miljoen Euro.

In het ontwerpbesluit van 17 oktober jl. is voor alle overtredingen uit de Warenwetbesluiten bezien of het een overtreding op het terrein van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren of de [voedsel en product] veiligheid betreft. Indien dat het geval is, is voor die overtreding een omzetgerelateerde boete geïntroduceerd. De minister heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om de hele bijlage van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten opnieuw vast te stellen.

De inwerkingtreding van het ontwerpbesluit is voorzien voor 1 juli 2018. Het geeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit NVWA] die in mandaat van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn & Sport, belast is met het opleggen van veel bestuurlijke boeten, de gelegenheid om haar systemen aan te passen aan de nieuwe nummering van de bijlage van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten.

In dit stadium is van belang te realiseren dat met onderhavig ontwerpbesluit de omzetgerelateerde boete voor het merendeel van de warenwettelijke overtredingen zal gaan gelden. De NVWA die tot op heden voor overtredingen nog geen omzetgerelateerde boete heeft opgelegd, heeft dan ook de verwachting in de toekomst wel gebruik te [kunnen] gaan maken van de omzetgerelateerde boete. U bent gewaarschuwd!

Zie branche Agrifood
                    [post_title] => Omzetgerelateerde boete voedsel- en productveiligheid
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => omzetgerelateerde-boete-voedsel-en-productveiligheid
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-01-28 08:56:54
                    [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:54
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11732
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [3] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11722
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2017-11-13 11:34:33
                    [post_date_gmt] => 2017-11-13 10:34:33
                    [post_content] =>  

Tussenkomst is een procesmiddel waarbij een derde vrijwillig deelneemt aan een aanhangig geding. Degene die tussenkomt stelt daartoe een eigen vordering in, die zich richt tegen de beide partijen in het geding.

In kort gedingen over aanbestedingen komt tussenkomst veelvuldig voor. Als een zogezegd “verliezende” inschrijver op een aanbesteding, een kort geding tegen de aanbestedende dienst start omdat men bezwaar heeft tegen de voorlopige gunningsbeslissing, is het vaak de “voorlopige winnaar” die tussenkomt in dat geding. Het oogmerk van deze tussenkomende partij is dan om én de vordering van de eiser in het kort geding afgewezen te krijgen, én om af te dwingen dat de aanbestedende dienst de voorgenomen gunning aan de voorlopige winnaar ook daadwerkelijk doorzet.

In een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 30 maart 2017 [ECLI:RBROT:2017:5701] was het echter opvallend genoeg een zogezegd andere “verliezende” inschrijver in de aanbesteding, die in het kort geding van de eisende partij tegen de aanbestedende dienst, probeerde tussen te komen. Wat daarvoor nodig is blijkt uit genoemde uitspraak.

De voorzieningenrechter overweegt dat een partij die verlangd te worden toegelaten tot tussenkomst, daarbij kenbaar moet maken wat zij wenst te vorderen en van wie, omdat een oordeel over de gerechtvaardigdheid van de verlangde tussenkomst alleen mogelijk is als duidelijk is wat de partij wenst te bewerkstelligen. Daarnaast benadrukt de voorzieningenrechter dat de gronden voor de vorderingen die de partij die tussenkomt in de hoofdzaak [dat wil zeggen het geding tussen de eisende partij en hier de aanbestedende dienst] wenst in te stellen in de incidentele conclusie [dit is een schriftelijk processtuk] dienen te worden opgenomen om te kunnen beoordelen of de vorderingen voldoende samenhang vertonen met het geschil in de hoofdzaak en om te kunnen beoordelen of de partij die via tussenkomst dus intervenieert, voldoende belang heeft bij tussenkomst in verband met de gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak zouden kunnen ondervinden.

In de bewuste uitspraak had de partij die wilde tussenkomen enkel gesteld dat zij nadelige gevolgen zou kunnen ondervinden van de uitspraak in het geding, zonder een onderbouwing te geven van dat standpunt. Dit is onvoldoende om de vordering tot tussenkomst toe te kunnen wijzen. De eisen van een goede procesorde staan aan toewijzing van vordering tot tussenkomst in de weg, aldus de voorzieningenrechter.

Betekent dit nu dat als in deze zaak de bewuste partij een duidelijke en onderbouwde vordering tot tussenkomst bij incidentele conclusie had ingediend, zij in de hoofdzaak zou zijn toegelaten? Vermoedelijk niet.

In aanbestedingen is de bezwaartermijn om via een kort geding te ageren tegen een voorlopige gunningsbeslissing vaak ook als [contractuele] vervaltermijn geformuleerd. Bestendige jurisprudentie is dat een niet-winnende inschrijver binnen deze vervaltermijn zelfstandig, dan wel gezamenlijk met één of meer andere verliezers een kort geding aanhangig dient te maken en [behoudens bijzondere omstandigheden]  niet kan ‘meeliften’ op een door een andere inschrijver ingestelde procedure. Zie hiervoor onder meer de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 23 november 2011 [ECLI:NL:RBSGR:BU5360].

Terzijde, in het uitzonderlijke geval dat de bezwaartermijn niet ook een vervaltermijn is, staat vanwege dan het uitsluitend opschortende karakter van de bezwaartermijn [gedurende de bezwaartermijn en voor de duur van het tijdens die termijn gestarte kort geding wordt het op basis van de gunningsbeslissing sluiten van de overeenkomst van opdracht opgeschort], er natuurlijk niets aan in de weg dat ook na de bezwaartermijn een kort geding kan worden gestart [en in ieder geval nog voordat de overeenkomst van opdracht is gesloten].

Evenwel uitgaande van dus wel de aanwezigheid van een vervaltermijn, indien de niet-winnende inschrijver die niet zelf bezwaar maakt tegen de gunningsbeslissing maar tussenkomt, er in slaagt om op grond van bijzondere omstandigheden gedaan te krijgen dat die vervaltermijn haar niet kan worden tegengeworpen [wat al geen sinecure is] en ook niet op cruciale momenten in de aanbestedingsprocedure heeft stilgezeten, dan nog zal de tussenkomende partij een voldoende procesbelang moeten hebben. Anders gezegd, met een eigen vordering moet de tussenkomende partij een voldoende belang hebben om zich te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in het hoofdgeding kan ondervinden.

Bij het begrip ‘procesbelang’  of ‘voldoende belang’ gaat het overigens niet zozeer om het uitgangspunt dat een [tot de aanbesteding toegelaten]  inschrijver een belang heeft of had bij de gunning van de opdracht en in beginsel dus recht heeft op toegang tot de beroepsprocedure maar veeleer om de [vervolg]vraag of de inschrijver vervolgens ook ontvankelijk is in de vordering. Voor dit laatste is vereist dat de inschrijver in het kort geding een belang heeft bij de vordering en welk belang telkens aan de hand van de specifieke omstandigheden moet worden bepaald.

Dit laatste kan als volgt worden geïllustreerd. Een niet-winnende inschrijver die in een aanbesteding in de ranking als nummer 3 is geëindigd heeft geen belang bij een kort geding waarin hij stelt dat er ten onrechte is gegund aan de enige “winnaar” omdat deze –bijvoorbeeld– een ongeldige inschrijving heeft gedaan. Immers, al zou de stelling correct zijn, dan leidt het kort geding er in beginsel toe dat er aan de oorspronkelijke nr. 2 in de ranking [die opschuift naar de nr. 1 positie] alsnog moet worden gegund en leidt de uitkomst van het kort geding voor eiser behoudens het opschuiven in de ranking van nr. 3 naar nr. 2, dus niet tot een juridisch gezien tastbaar resultaat.

Dezelfde niet–winnende inschrijver in ons voorbeeld heeft echter wél een belang bij een vordering gebaseerd op bijvoorbeeld een beweerdelijke ongeldigheid van gunningscriteria waardoor –mits deze stelling natuurlijk wordt aangetoond– in beginsel een staking van de aanbestedingsprocedure en een heraanbesteding geboden is.

Welnu, het punt van procesbelang of voldoende belang, is naar strekking voor de tussenkomende partij niet anders dan het belang dat dus ook voor een eiser in kort geding [zoals zojuist geïllustreerd] geldt wil deze ontvankelijk zijn.

Interessant is nog kort stil te staan bij de vraag wanneer nu bij tussenkomst er van kan worden gesproken dat de vordering van de tussenkomende partij ‘een voldoende samenhang’ heeft met het geschil in de hoofdzaak. Immers mede kijkend naar het eerder gegeven voorbeeld, een tussenkomende niet-winnende inschrijver zal om een procesbelang te hebben veelal juist andere gronden aan zijn vordering ten grondslag [moeten] leggen dan de niet-winnende inschrijver die het kort geding heeft aangespannen.

Ik bepleit hier een ruime uitleg van het begrip ‘voldoende samenhang’ van de vordering tot tussenkomst met de hoofdzaak. Uiteraard onder de voorwaarde dat de tussenkomende partij geen [contractuele] vervaltermijn kan worden tegengeworpen en deze evenmin op cruciale momenten in de aanbestedingsprocedure heeft stilgezeten, wordt vooropgesteld dat het onderwerp van geschil in de hoofdzaak de aanbestedingsprocedure is of anders gezegd, de voorgenomen gunning van de opdracht. De vordering tot tussenkomst ziet –uiteraard– ook hierop.

Dit gezegd hebbende, het vorenstaande maakt duidelijk dat een niet-winnende inschrijver zich veel juridische complicaties kan besparen door wanneer er gegronde grieven zijn tegen de gunningsbeslissing, zelf [zelfstandig dan wel gezamenlijk met anderen] een kort geding te starten en niet te gaan wachten op het eventueel in actie komen van een of meerdere andere niet-winnaars. De in 9 van de 10 keren geldende vervaltermijn dwingt overigens dus ook tot het op straffe van verval van het recht te procederen, zelf maken van bezwaar via een kort geding.

Zie ook Aanbestedingsrecht en de Aanbestedingsdesk voor meer informatie.
                    [post_title] => Tussenkomst in aanbestedingskort geding
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => tussenkomst-aanbestedingskort-geding
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-01-28 08:56:55
                    [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:55
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11722
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [4] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11670
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2017-10-20 11:06:41
                    [post_date_gmt] => 2017-10-20 09:06:41
                    [post_content] =>  

Werknemer wordt 20 maanden voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid ontslagen. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat er geen omstandigheden zijn voor matiging van de transitievergoeding.

Toekenning van een volledige transitievergoeding kan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn maar dat hangt niet alleen af van alle omstandigheden maar  [hier] ook van de aard en strekking van de transitievergoeding en in dat kader ook van de bedoeling van de wetgever.

Ten onrechte is in eerste aanleg acht geslagen op het feit dat werknemer een IVA-uitkering krijgt. Immers, de wetgever heeft het recht op een hoogte van de transitievergoeding uitdrukkelijk niet gekoppeld aan ‘schade’ of inkomensverlies.

Ook de relatief korte periode tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is niet relevant omdat de werknemer niet is ontslagen wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Het Hof voegt daar aan toe dat zelfs de arbeidsongeschiktheid weggedacht, het geenszins vanzelfsprekend meer is dat iemands dienstverband zonder meer eindigt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Zie Uitspraak
                    [post_title] => Geen matiging transitievergoeding
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => geen-matiging-transitievergoeding
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-01-28 08:56:58
                    [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:58
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11670
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [5] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11726
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2017-10-01 11:51:23
                    [post_date_gmt] => 2017-10-01 09:51:23
                    [post_content] =>  

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft in een uitspraak van 11 mei 2017 een [niet veel voorkomende] door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit [NVWA] opgelegde recall geschorst. Een recall is het uit de handel [moeten] nemen van producten of producttypen.

Een levensmiddelenbedrijf op het gebied van voedingssupplementen had een vitaminepreparaat met 100 microgram vitamine D geïmporteerd en gedeeltelijk in Nederland gedistribueerd. Dit had de NVWA echter niet toegestaan omdat de preparaten niet voldeden aan de Warenwetregeling vrijstelling vitaminepreparaten waarin is bepaald dat deze preparaten niet meer dan 75 microgram vitamine D mogen bevatten.

De NVWA heeft de bewuste vitaminepreparaten in officiële inbewaringneming geplaatst en toen een gedeelte van de preparaten desondanks door het bedrijf in de handel was gebracht, een last onder dwangsom opgelegd om het bedrijf te bewegen tot een recall van de vitaminepreparaten over te gaan.

Het bedrijf heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom en de voorzieningenrechter verzocht de last te schorsen.

Op basis van onder meer een rapport van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid [EFSA] is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter twijfel of het nationale voorschrift dat voorziet in de vrijstelling tot maximaal 75 microgram vitamine D, wel voldoet aan relevante Europese regelgeving [in casu art. 6 van de EG Verordening nr. 764/2008]. Er bestaat althans ten minste enige twijfel of de bewuste norm onverminderd kan worden gehandhaafd.

Gelet op het voornoemde is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van het bedrijf moet uitvallen. In dat verband is van belang dat een recall vergaande inspanningen van het bedrijf vergt en de recall bovendien schadelijke gevolgen kan hebben voor de reputatie van het bedrijf. Ook weegt mee dat de NVWA lange tijd geen actieve maatregelen heeft getroffen tegen de verkoop door het bedrijf van de bewuste preparaten.

Zie uitspraak.

Zie ook branche Agrifood.
                    [post_title] => Schorsing recall NVWA
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => schorsing-recall-nvwa
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-01-28 08:56:59
                    [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:59
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11726
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [6] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11622
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2017-09-28 11:50:47
                    [post_date_gmt] => 2017-09-28 09:50:47
                    [post_content] =>  

De kwestie betreft een aanbesteding voor het onderhoud van sportvelden inclusief levering van meststoffen. In de aanbestedingsstukken is bepaald dat de inschrijver reële marktconforme prijzen dient te offreren, dat irrealistische prijzen door de gemeente kunnen worden gecontroleerd en dat een inschrijving ongeldig kan worden verklaard. Verder is in de aanbestedingsstukken bepaald dat de gemeente een minimum- en maximum tarief per machine/manuur hanteert en dat indien de inschrijver een tarief aanbiedt dat boven of onder dit tarief ligt, dit kan leiden tot het terzijde leggen van de inschrijving.

Een inschrijver biedt een aantal werkzaamheden aan onder het door de gemeente gestelde minimumtarief en deze inschrijver wordt door de gemeente van de aanbesteding uitgesloten. De inschrijver in kwestie en de gemeente treffen elkaar voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeente in de aanbestedingsstukken niet heeft aangegeven aan de hand van welke criteria zij zal beoordelen of zij een inschrijver die een aangeboden tarief heeft gehanteerd dat onder het vastgestelde minimumtarief ligt, zal uitsluiten. Ook heeft de gemeente in de aanbestedingsstukken niet aangegeven dat de voorgeschreven minimumtarieven de ondergrens vormen voor de marktconforme tarieven en evenmin dus dat de voorgeschreven minimumtarieven derhalve een nadere invulling geven aan de eis van marktconformiteit van de prijzen.

De discretionaire bevoegdheid die de gemeente zich heeft toebedeeld blijkens de bovengenoemde “kan-bepalingen” ten spijt, blijft het feit dat gelet op voornoemde vaststellingen door de voorzieningenrechter, de gemeente in de aanbestedingsstukken niet heeft aangegeven hoe zij die discretionaire bevoegdheid wil gaan invullen en dat maakt dat er teveel ruimte is voor willekeur.

Dit zorgt er [ook] voor dat het in de aanbestedingsstukken bepaalde omtrent het door de gemeente hanteren van een minimumtarief, voor meerderlei uitleg vatbaar is. Immers, in de aanbestedingsstukken is niet aangegeven dat de voorgeschreven minimumtarieven volgens de gemeente de ondergrens vormen van de marktconforme tarieven. De tekst en de context van de bepaling in kwestie bieden ruimte voor zowel de uitleg van de inschrijver als die van de gemeente.

De inschrijver die de kan-bepaling omtrent het door de gemeente gehanteerde minimumtarief per machine/manuur zo heeft kunnen en mogen begrijpen dat aan de hand van de eis omtrent reële marktconforme prijzen, door de gemeente zou worden bepaald of een inschrijver die een aangeboden tarief had gehanteerd dat onder het vastgestelde minimumtarief lag, dient te worden uitgesloten. De gemeente aan de andere kant met de evenzeer te accepteren uitleg dat met het opgenomen minimumtarief een nadere invulling was gegeven aan het vereiste dat geoffreerde tarieven realistisch, marktconform en niet abnormaal laag moeten te zijn.

De juridische conclusie is onverbiddelijk. Het transparantiebeginsel en het verbod van willekeur zijn geschonden en dit betekent dat de gemeente de aanbesteding niet kan voortzetten.

De les voor iedere aanbesteder is dat wanneer bedoeld wordt de eis van reële marktconforme prijzen in de aanbestedingsstukken in te vullen door expliciet minimumtarieven te hanteren, dit ook met zoveel woorden duidelijk te vermelden. Wanneer dit wordt nagelaten zal het de aanbesteder, zoals deze zaak laat zien, niet baten om door middel van het gebruik van “kan-bepalingen” zich een discretionaire bevoegdheid toe te eigenen om door middel van een proportionaliteitstoets te besluiten of een inschrijver wel of niet aan een bepaald vereiste voldoet.

Zie uitspraak.

Zie ook Aanbestedingsrecht voor meer informatie.
                    [post_title] => Risico willekeur betekent staken aanbesteding
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => risico-willekeur-betekent-staken-aanbesteding
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-01-28 08:57:00
                    [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:57:00
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11622
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [7] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11498
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2017-08-21 11:12:38
                    [post_date_gmt] => 2017-08-21 09:12:38
                    [post_content] =>  

Een bedrijf stelt schade te hebben geleden door een beweerdelijk onrechtmatig tracébesluit van de minister van Infrastructuur en Milieu. Het bedrijf in kwestie heeft zijn verzoek om schadevergoeding beperkt tot € 25.000,00 maar stelt dat de feitelijke schade genoemd bedrag overstijgt en doet geen afstand van de gepretendeerde aanspraak op het meerdere.

De vraag betreft vervolgens de bevoegdheidsverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter op grond van de Algemene wet bestuursrecht [Awb]. Daarin is ter zake onder meer bepaald dat in een zaak als de onderhavige de bestuursrechter bevoegd is voor zover de gevraagde vergoeding ten hoogste € 25.000,00 bedraagt met inbegrip van de verschenen rente.

De Afdeling bestuursrechtspraak concludeert dat zij in dit geval de bevoegde rechter is. De mogelijkheid om schadevergoeding aan de algemene bestuursrechter te vragen op grond van artikel 8:89, tweede lid van de Awb is slechts aan twee beperkingen onderworpen, namelijk dat de gestelde schadeoorzaak onder het bereik van artikel 8:88, eerste lid van de Awb valt en dat de gevraagde vergoeding beperkt is tot maximaal € 25.000,00.

Artikel 8:88, eerste lid van de Awb ziet op kort gezegd, de bevoegdheid van de bestuursrechter om op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die is veroorzaakt wegens onrechtmatige besluiten en daarmee samenhangende voorbereidingshandelingen of wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

De wetgever heeft zo oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak, niet een extra beperking opgenomen door te eisen dat een verzoeker om schadevergoeding uitdrukkelijk afstand moet hebben gedaan van zijn vordering voor zover het een bedrag van € 25.000,00 overstijgt. Verder heeft te gelden aldus de Afdeling bestuursrechtspraak, dat voor de bevoegdheid van de algemene bestuursrechter om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding niet is vereist dat al vaststaat dat de gestelde schadeoorzaak onrechtmatig is.

De conclusie voor de praktijk is duidelijk. Bij schade dat onder het bereik van genoemd artikel 8:88, eerste lid van de Awb valt, kan ook wanneer die schade hoger is dan € 25.000,00, een verzoek tot vergoeding van deze schade aan de bestuursrechter worden voorgelegd mits beperkt tot een bedrag van € 25.000,00  en zonder dat afstand van het meerdere moet worden gedaan. Als vervolgens door  toekenning van het schadeverzoek de schadeveroorzakende onrechtmatige handeling komt vast te staan, kan dit laatste als bewijs dienen voor de vordering tot vergoeding van diezelfde schade maar dan voor het meerdere boven € 25.000,00 bij de burgerlijke rechter.

Zie Uitspraak.

Zie ook Overheid en Aansprakelijkheid
                    [post_title] => Bevoegdheidsverdeling rechter bij schadevergoeding
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => bevoegdheidsverdeling-rechter-schadevergoeding
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-01-28 08:57:02
                    [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:57:02
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11498
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [8] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11470
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2017-08-10 13:53:18
                    [post_date_gmt] => 2017-08-10 11:53:18
                    [post_content] =>  

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 27 juli 2017 geoordeeld dat het UWV ten onrechte heeft geweigerd vrouwelijke zelfstandigen in aanmerking te laten komen voor een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling. De vrouwelijke zelfstandigen moet alsnog een passende compensatie worden geboden, aangezien zij op grond van het  VN-Vrouwenverdrag recht hebben op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van [een zeker] inkomen.

Deze zaak komt voort uit het feit dat in de periode tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 er geen wettelijke regeling bestond die voorzag in een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen. Vrouwelijke zelfstandigen die in die periode zijn bevallen, hebben derhalve toen geen uitkering in verband met hun zwangerschap en bevalling gekregen.

Een aantal vrouwelijke zelfstandigen heeft hierover –tevergeefs- geprocedeerd tot aan de Hoge Raad. Een klacht ingediend bij het comité dat toeziet op de uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag was echter succesvol nu dat comité in 2014 stelde dat een passende schadevergoeding zou moeten worden geboden als compensatie. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft echter geweigerd die compensatie te bieden en hernieuwde aanvragen voor een uitkering door de bewuste vrouwelijke zelfstandigen, zijn door het UWV afgewezen. Deze afwijzing is vervolgens de opmaat geweest naar de procedure bij de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat uit het VN-Vrouwenverdrag volgt dat – bij wijze van nagestreefd minimumresultaat – iedere vrouw die –al dan niet in loondienst – arbeid verricht, recht heeft op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van [een zeker] inkomen. Door de afschaffing in 2004 van de toen bestaande regeling voor zwangere zelfstandigen zonder overgangsregeling en zonder vervangende regeling, heeft de Staat zich niet gehouden aan zijn verplichting om een minimumresultaat inhoudende enige vorm van bevallingsverlof, te bereiken en te behouden. De weigering van het UWV om de vrouwelijke zelfstandigen in kwestie toch nog in aanmerking te laten komen voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering en het feit dat de Staat dus eerder heeft geweigerd betrokkenen een compensatie te verstrekken, maakt dat de besluitvorming van het UWV op de gedane aanvragen in strijd is met het recht.

Het UWV moet ervoor zorgen dat jegens de betrokken vrouwelijke zelfstandigen alsnog aan de verdragsverplichting wordt voldaan en dat zij dus alsnog enige vorm van vergoeding zullen ontvangen. Dat hoeft dus niet per se in de vorm van een uitkering op grond van de wetgeving zoals die luidde tot 1 augustus 2004 of vanaf 4 juni 2008. Van belang is dat dus via enigerlei compensatie er recht wordt gedaan aan het VN-Vrouwenverdrag.

Deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is interessant voor degenen die in de periode tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 en toen zijnde zelfstandige, zwanger waren en/of zijn bevallen maar nimmer enige vorm van uitkering ter zake hebben ontvangen. Met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in de hand, kunnen zij zich desgewenst bij het UWV melden om met terugwerkende kracht enigerlei vorm van compensatie te verlangen.

Zie Uitspraak.
                    [post_title] => Bevallingsverlof voor vrouwelijke zelfstandigen
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => bevallingsverlof-vrouwelijke-zelfstandigen
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2017-08-14 15:58:49
                    [post_modified_gmt] => 2017-08-14 13:58:49
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11470
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [9] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 11440
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2017-08-01 16:53:11
                    [post_date_gmt] => 2017-08-01 14:53:11
                    [post_content] =>  

Bij het doen van inschrijvingen voor aanbestedingen worden [helaas] nogal eens fouten door de inschrijvers gemaakt. Een regelmatig terugkerende vraag is dan ook of en zo ja onder welke voorwaarden die fouten in een inschrijving door de inschrijver kunnen worden hersteld.

De belangrijkste vuistregels hiervoor zijn als volgt.

Een verbetering of aanvulling van een inschrijving is toegestaan wanneer deze klaarblijkelijk een eenvoudige precisering behoeft, of als het gaat om het rechtzetten van een kennelijke materiële fout.
Een aanbestedende  dienst mag alleen een verzoek om verduidelijking doen nadat  kennis is genomen van alle inschrijvingen.
Als een inschrijver om een aanvulling/verbetering wordt verzocht dan moeten alle inschrijvers die in dezelfde situatie verkeren op dezelfde manier worden behandeld.
Voorts dient het verzoek alle punten van de inschrijving te behandelen die nadere toelichting behoeven.
Een en ander mag er niet toe leiden dat door het herstel de inschrijver in werkelijkheid een nieuwe inschrijving doet.
Zo’n aanvulling of verbetering mag niet overkomen als ten onrechte in het voordeel of nadeel van een of meerdere inschrijvers.
Er moet niet in de aanbestedingsstukken zijn opgenomen dat het ontbrekende stuk of de ontbrekende informatie op straffe van uitsluiting moet worden verstrekt.
Echter, een verzoek om precisering kan niet het ontbreken verhelpen van een stuk dat of van informatie die volgens de aanbestedingsstukken verplicht dient te worden verstrekt, aangezien de aanbestedende dienst de door hemzelf vastgestelde criteria nauwgezet in acht dient te nemen.

De conclusie is tweeërlei. In de eerste plaats, het enkele feit dat de wet en/of een aanbestedingsleidraad voorziet in de mogelijkheid van een herstel van een fout in de inschrijving betekent nog niet dat de mogelijkheid tot herstel altijd maar moet worden geboden omdat een en ander immer zal moeten worden getoetst aan met name de in bovenstaand aangehaalde vuistregels. Daarnaast, zelfs wanneer in een aanbestedingsleidraad niet is opgenomen dat een stuk of informatie op straffe van uitsluiting moet worden verstrekt, dan nog lijkt de mogelijkheid van herstel van een stuk of van informatie dat verplicht diende te worden verstrekt, niet aanwezig te zijn omdat een aanbestedingsdienst de door hemzelf vastgestelde criteria nauwgezet in acht dient te nemen.
                    [post_title] => Herstel bij inschrijvingsfouten
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => herstel-bij-inschrijvingsfouten
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2017-08-01 16:53:11
                    [post_modified_gmt] => 2017-08-01 14:53:11
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11440
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

        )

    [post_count] => 10
    [current_post] => -1
    [before_loop] => 1
    [in_the_loop] => 
    [post] => WP_Post Object
        (
            [ID] => 11848
            [post_author] => 10
            [post_date] => 2018-01-29 15:58:43
            [post_date_gmt] => 2018-01-29 14:58:43
            [post_content] =>  

Bij klachten over een aangekondigde aanbesteding is het als potentiële gegadigde/inschrijver zaak om tijdig en op de correcte wijze de klacht te vertalen naar actie. Dit wordt nog eens uit het oog verloren zoals blijkt uit de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 december 2017.

In het gunningsdocument staat onder meer het volgende te lezen:

“[…]
Communicatie
[…]
2.3.1. gelegenheid tot vragen stellen
[…]

De offerteaanvraag is met de grootste zorg samengesteld. Indien inschrijver van mening is dat de offerteaanvraag, de aanbestedingsprocedure en/of enig aanbestedingsdocument een onduidelijkheid, [innerlijke] tegenstrijdigheid, onrechtmatigheid en/of andere onvolkomenheid bevat, dient hij dat [op straffe van rechtsverwerking] uiterlijk voor de deadline voor het stellen van vragen aan de aanbestedende dienst kenbaar te maken op de wijze beschreven in deze paragraaf.

Indien een inschrijver een vraag heeft gesteld, respectievelijk bezwaar heeft gemaakt, en het antwoord naar diens oordeel onbevredigend is, dient de inschrijver op straffe van verval van recht uiterlijk zeven kalenderdagen voor de uiterlijke datum dat de inschrijving moest zijn ingediend [zie de planning in paragraaf 2.2] de aanbestedende dienst in kort geding te betrekken. […]

Indien de inschrijver na de laatste nota van inlichtingen geen vragen stelt over of bezwaar maakt tegen bepalingen in de aanbestedingsdocumenten en/of geen kort geding aanhangig maakt in het geval zij zich niet met de inhoud van de laatste nota van inlichtingen kan verenigen, dan kan de inschrijver zich daar na inschrijving [bijvoorbeeld bij afwijzing] niet op beroepen [rechtsverwerking]. Hieruit vloeit voort dat het recht om na indiening van de inschrijving te klagen over onduidelijkheden of onvolkomenheden of onrechtmatigheden in de aanbestedingsdocumenten vervalt indien niet tijdig, dus uiterlijk ter zake van de laatste nota van inlichtingen, daarover om opheldering wordt gevraagd. Inschrijvers dienen te allen tijde proactief te handelen.

 […]”

De rechtbank overweegt als volgt:

“Wat met deze bepaling is bedoeld, is – gelet op het verschil van mening tussen partijen op dat punt – een kwestie van uitleg van het aanbestedingsdocument. Een redelijke uitleg daarvan houdt, met inachtneming van de daarvoor geldende maatstaven, in dat een normaal oplettende en behoorlijk geïnformeerde inschrijver deze bepaling zo moet begrijpen dat als hij de kwestie niet tijdig aan de orde zou stellen, daarmee het recht om dit in juridische procedure, nádat de inschrijvingen zijn voltooid en de aanbestedende dienst hun gunningsvoornemen bekend hebben gemaakt, alsnog te doen, is vervallen.

[…]

 Toewijzing van de vorderingen strekkende tot heraanbesteding dan wel herbeoordeling van de inschrijvingen op deze grond is ook daarom niet mogelijk.”

 Verderop in de bewuste uitspraak valt te lezen dat de rechtbank het weliswaar begrijpelijk vindt dat de inschrijver die niet zo thuis is in het aanbestedingsrecht, zich niet [tijdig] zou hebben gerealiseerd dat gelet op voornoemde bepaling, bepaalde bezwaren niet na gunning pas in een kort geding-procedure kunnen worden opgeworpen, maar dat dit aldus de rechtbank, op grond van het aanbestedingsrecht voor rekening en risico van de inschrijver moet blijven. De inschrijver had zich immers van professionele bijstand kunnen voorzien om het risico en de gevolgen van het niet tijdig en op correcte wijze bezwaar maken, af te wenden. De omstandigheid dat de inschrijver dat niet heeft gedaan, kan de aanbestedende dienst niet worden tegengeworpen.

De juridische moraal van dit verhaal is dat u als potentiële gegadigde/inschrijver nauwgezet en tot op de letter de voorgeschreven wijze van communicatie in geval van klachten en bezwaren moet volgen en dat dit indien voorgeschreven, in het voorkomende geval, ook moet leiden tot het starten van een kort geding voorafgaand aan de deadline van de inschrijving. En twijfelt u of in geval van een bezwaar u voorafgaand aan de inschrijving kan volstaan met een minder ingrijpende actie dan een kort geding? U doet gelet op de op het spel staande belangen, er dan goed aan professioneel juridisch advies in te winnen.

Zie ook Aanbestedingsrecht en de Aanbestedingsdesk voor meer informatie.
            [post_title] => Tijdig en correct klagen bij aanbestedingen
            [post_excerpt] => 
            [post_status] => publish
            [comment_status] => open
            [ping_status] => open
            [post_password] => 
            [post_name] => tijdig-en-correct-klagen-aanbestedingen
            [to_ping] => 
            [pinged] => 
            [post_modified] => 2020-01-28 08:56:47
            [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:47
            [post_content_filtered] => 
            [post_parent] => 0
            [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11848
            [menu_order] => 0
            [post_type] => post
            [post_mime_type] => 
            [comment_count] => 0
            [filter] => raw
        )

    [comment_count] => 0
    [current_comment] => -1
    [found_posts] => 174
    [max_num_pages] => 18
    [max_num_comment_pages] => 0
    [is_single] => 
    [is_preview] => 
    [is_page] => 
    [is_archive] => 1
    [is_date] => 
    [is_year] => 
    [is_month] => 
    [is_day] => 
    [is_time] => 
    [is_author] => 
    [is_category] => 
    [is_tag] => 
    [is_tax] => 1
    [is_search] => 
    [is_feed] => 
    [is_comment_feed] => 
    [is_trackback] => 
    [is_home] => 
    [is_privacy_policy] => 
    [is_404] => 
    [is_embed] => 
    [is_paged] => 1
    [is_admin] => 
    [is_attachment] => 
    [is_singular] => 
    [is_robots] => 
    [is_favicon] => 
    [is_posts_page] => 
    [is_post_type_archive] => 
    [query_vars_hash:WP_Query:private] => 43fea22c254a525a32c52925d063d0ea
    [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1
    [thumbnails_cached] => 
    [allow_query_attachment_by_filename:protected] => 
    [stopwords:WP_Query:private] => 
    [compat_fields:WP_Query:private] => Array
        (
            [0] => query_vars_hash
            [1] => query_vars_changed
        )

    [compat_methods:WP_Query:private] => Array
        (
            [0] => init_query_flags
            [1] => parse_tax_query
        )

    [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:49ef771d5a1426131ab12f107211d6aa
    [tribe_is_event] => 
    [tribe_is_multi_posttype] => 
    [tribe_is_event_category] => 
    [tribe_is_event_venue] => 
    [tribe_is_event_organizer] => 
    [tribe_is_event_query] => 
    [tribe_is_past] => 
    [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
        (
            [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
 *RECURSION*
        )

)
  Bij klachten over een aangekondigde aanbesteding is het als potentiële gegadigde/inschrijver zaak om tijdig en op de correcte wijze de klacht te vertalen naar actie. Dit wordt nog eens...
Lees meer
  Wanneer een werknemer zich ziek heeft gemeld en er speelt [vermoedelijk] een arbeidsconflict, adviseert de bedrijfsarts veelal dat wordt gestart met mediation. Mediation is het oplossen van conflicten met...
Lees meer
  Op 17 oktober jl. heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn & Sport aan de Tweede Kamer aangeboden het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met...
Lees meer
  Tussenkomst is een procesmiddel waarbij een derde vrijwillig deelneemt aan een aanhangig geding. Degene die tussenkomt stelt daartoe een eigen vordering in, die zich richt tegen de beide partijen...
Lees meer
  Werknemer wordt 20 maanden voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid ontslagen. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat er geen omstandigheden zijn voor matiging van de transitievergoeding. Toekenning...
Lees meer
  De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft in een uitspraak van 11 mei 2017 een [niet veel voorkomende] door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit [NVWA] opgelegde recall geschorst. Een recall...
Lees meer
  De kwestie betreft een aanbesteding voor het onderhoud van sportvelden inclusief levering van meststoffen. In de aanbestedingsstukken is bepaald dat de inschrijver reële marktconforme prijzen dient te offreren, dat...
Lees meer
  Een bedrijf stelt schade te hebben geleden door een beweerdelijk onrechtmatig tracébesluit van de minister van Infrastructuur en Milieu. Het bedrijf in kwestie heeft zijn verzoek om schadevergoeding beperkt...
Lees meer
  De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 27 juli 2017 geoordeeld dat het UWV ten onrechte heeft geweigerd vrouwelijke zelfstandigen in aanmerking te laten komen voor...
Lees meer
  Bij het doen van inschrijvingen voor aanbestedingen worden [helaas] nogal eens fouten door de inschrijvers gemaakt. Een regelmatig terugkerende vraag is dan ook of en zo ja onder welke...
Lees meer