WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 10
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 10
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
[0] => 10
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1495
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (10) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 90, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 19626
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-03-03 09:33:02
[post_date_gmt] => 2020-03-03 08:33:02
[post_content] => Bij de inkoop van WMO-diensten en de inkoop van jeugdzorg zijn de belangrijkste instrumenten de overheidsopdracht en het open house. Hoewel het beeld van deze instrumenten in de Monitor gemeentelijke zorginkoop 2019 vrij stabiel is, lijkt er inmiddels een ontwikkeling gaande dat gemeenten meer en meer (gaan) kiezen voor een ‘selectieve’ inkoop van zorg oftewel de aanbesteding van een overheidsopdracht.
De vaak voorkomende spraakverwarring bij het door gemeenten benoemen van het instrument dat voor de inkoop van zorg wordt gehanteerd, mag bekend worden verondersteld. Het open house waarbij de overheid overeenkomsten sluit met elke ondernemer die tegen standaard voorwaarden en tarieven diensten levert, wordt nogal eens -onterecht- aanbesteden genoemd. Dit vermoedelijk samenhangend met dat andere misverstand dat aanbesteden in de zorg altijd verplicht zou zijn.
De kennis bij gemeenten over de verschillen tussen de bewuste instrumenten neemt toe. Dit gaat gepaard met een kritische houding van gemeenten over het open house. Gemeenten ervaren dat met het open house waarbij veel aanbieders tegelijk in beeld zijn, de transformatie in het sociaal domein en de noodzakelijke samenwerking in de zorg wordt bemoeilijkt. Het beperken van het aantal aanbieders wordt door gemeenten steeds belangrijker geacht. En ja, het kiezen van een zorgaanbieder of deze keuze wezenlijk beïnvloeden op basis van criteria betekent dat er dan ook ‘echt’ aanbesteed moet worden.
Voor u als zorgaanbieder betekent dit dat kennis van de regels voor het aanbesteden in het sociaal domein ook steeds belangrijker wordt. BG.legal kan u daarin bijstaan.
[post_title] => Update: meer aanbestedingen in de zorg
[post_excerpt] => Gemeenten gaan steeds meer kiezen voor selectieve inkoop van WMO-diensten, oftewel aanbesteding van een overheidsopdracht. Voor u als zorgaanbieder betekent dit dat kennis van de regels voor het aanbesteden in het sociaal domein ook steeds belangrijker wordt.
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => update-meer-aanbestedingen-in-de-zorg
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-03-03 10:01:41
[post_modified_gmt] => 2020-03-03 09:01:41
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=19626
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 18755
[post_author] => 10
[post_date] => 2019-11-06 11:50:26
[post_date_gmt] => 2019-11-06 10:50:26
[post_content] => Onder de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) die met ingang van 1 januari 2020 in werking treedt wordt de rechtspositie van de meeste ambtenaren zoveel mogelijk gelijkgetrokken met die van werknemers in de private sector die onder het arbeidsrecht vallen. Overheden zijn op dit moment al drukdoende met deze transitie van het ambtenarenrecht naar het arbeidsrecht maar wat praktische hulp daarbij is nooit weg. BG.legal kan overheidswerkgevers bij dit traject die praktische hulp bieden.
Hierbij valt te denken aan het in kaart brengen van de huidige rechtspositionele afspraken die met de medewerkers gelden. Dit via het scannen van lokale regelingen en personeelsdossiers. Vervolgens kunnen aanbevelingen worden gedaan voor de overgang naar het arbeidsrecht. Bijvoorbeeld door middel van een model arbeidsovereenkomst. Daarnaast behoort kennisoverdracht over het arbeidsrecht voor overheidswerkgevers tot de mogelijkheden en kan desgewenst ook aan informatieverstrekking aan de overheidsmedewerkers worden gedacht.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de specialisten van BG.legal
[post_title] => De normalisering van het ambtenarenrecht
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-normalisering-van-het-ambtenarenrecht-samen-met-bg-legal
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-12-07 16:13:18
[post_modified_gmt] => 2021-12-07 15:13:18
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=18755
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 18751
[post_author] => 10
[post_date] => 2019-11-01 11:44:59
[post_date_gmt] => 2019-11-01 10:44:59
[post_content] => Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland van 1 november2019 [ ECLI:NL:RBMNE:2019:5093]. In deze zaak draait het onder meer om de vraag of in kort geding Ferranti kan klagen over beweerdelijke gebreken in een door Provincie Utrecht en DOVA georganiseerde aanbesteding voor de ontwikkeling, het beheer en de doorontwikkeling van een dynamisch reizigersinformatiesysteem. Of dat zoals Provincie Utrecht en DOVA en ook de winnaar van de aanbesteding zijnde Strukton stellen, Ferranti zich niet meer op de gestelde gebreken kan beroepen omdat Ferranti haar rechten om dat te doen heeft verwerkt. Zij baseren zich hierbij op het zogenaamde Grossmann- arrest en op het leerstuk van de rechtsverwerking.
Tijdig geklaagd
De voorzieningenrechter gaat niet mee in dit verweer. Ferranti heeft in het kader van de Nota van Inlichtingen de onregelmatigheden die volgens haar aan de aanbestedingsprocedure kleven en waarop Ferranti zich in het kader van het kort geding beroept, naar voren gebracht. Hiermee waren Provincie Utrecht en DOVA vóór de inschrijvingstermijn dus bekend en hadden dus de mogelijkheid om de gestelde onregelmatigheden vóór de inschrijvingstermijn te corrigeren. Dat zij dat niet hebben gedaan is hun goed recht maar betekent niet dat Ferranti de vóór de inschrijvingstermijn geuite bezwaren niet in het kort geding naar voren kunnen brengen.
Voor zover Provincie Utrecht en DOVA vinden dat van een proactief inschrijver verlangd kan worden om een kort geding te starten onmiddellijk nadat het hem duidelijk is dat de aanbestedende dienst zijn bezwaren verwerpt, gaat dit standpunt aldus de voorzieningenrechter niet op. Uit het Grossmann-arrest kan dit niet worden opgemaakt. De strekking van het arrest is dat er geklaagd moet worden op een moment dat de aanbestedende dienst er nog wat aan kan doen, en dat is in deze zaak gebeurd.
Geen rechtsverwerking
Ook het leerstuk van de rechtsverwerking biedt geen grondslag voor de stelling van Provincie Utrecht en DOVO dat Ferranti haar recht op te klagen in kort geding heeft verwerkt. Ferranti heeft niet bij Provincie Utrecht en DOVO het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij haar bezwaren tegen de aanbestedingsprocedure niet langer handhaafde. Juist door in eerste instantie “onder protest” in te schrijven heeft Ferranti duidelijk kenbaar gemaakt dat zij haar naar voren gebrachte bezwaren handhaafde. Weliswaar heeft Ferranti daarna zonder protest ingeschreven, maar de enige reden dat zij dit deed was, omdat haar inschrijving anders als ongeldig zou worden verklaard. Provincie Utrecht en DOVA waren van deze reden ook op de hoogte.
Het gerechtvaardigd vertrouwen dat Ferranti haar bezwaren niet langer handhaafde kan, anders dan Provincie Utrecht, DOVA en Strukton menen, ook niet worden ontleend aan het feit dat in de aanbestedingsstukken is vermeld dat een inschrijver door een inschrijving te doen zich conformeert aan de voorwaarden zoals gesteld in de aanbestedingsstukken.
Er zijn ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat Provincie Utrecht en DOVO onredelijk in hun positie zouden worden benadeeld in geval Ferranti haar bezwaren alsnog in kort geding naar voren brengt. Weliswaar is er doordat Ferranti niet vóór de inschrijvingstermijn het kort geding aanhangig gemaakt, maar pas na de voorlopige gunningsbeslissing, vertraging in de aanbestedingsprocedure ontstaan, maar Provincie Utrecht en DOVO worden hierdoor niet onredelijk in hun positie benadeeld. Zij hebben immers de gelegenheid gehad om naar aanleiding van de bezwaren van Ferranti de aanbestedingsprocedure vóór de inschrijvingstermijn te corrigeren.
Conclusie
Bij bezwaren vóór de inschrijvingstermijn is het als proactieve inschrijver absoluut noodzakelijk deze bezwaren kenbaar te maken. Bij afwijzing van de bezwaren hoeft er vóór de inschrijving niet per se een kort geding te worden gestart. Wel is het zaak zekerheidshalve protest te laten horen tegen het niet honoreren van de bezwaren. Vervolgens kan er ‘zonder protest’ worden ingeschreven waarbij men zich dan gelet op de aanbestedingsstukken noodgedwongen conformeert aan de voorwaarden van de aanbesteding. Maar dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om na de voorlopige gunningsbeslissing zo nodig een kort geding aanhangig te maken over de eerder kenbaar gemaakte bezwaren.
[post_title] => Proactief klagen in aanbesteding
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => proactief-klagen-in-aanbesteding
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:52:46
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:46
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=18751
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 18224
[post_author] => 10
[post_date] => 2019-09-16 12:36:34
[post_date_gmt] => 2019-09-16 10:36:34
[post_content] => Essentie: een beding in de arbeidsovereenkomst dat opvolgende cao’s van toepassing verklaard maakt voor werknemers die lid zijn van de vakbond die alleen partij was bij de voorgaande cao, een einde aan de (na)werking van die voorgaande cao.
In de (niet op rechtspraak.nl gepubliceerde) uitspraak van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RBDHA:6490) moet de kantonrechter van de rechtbank Den Haag zich buigen over de vraag of de leden van de FNV zich op een (op grond van de cao 2011-2013 voor personeel van grootwinkelbedrijven in levensmiddelen) tot 1 april 2013 geldende regeling voor toeslagen kunnen (blijven) beroepen, ook al is de voortzetting van die regeling vanaf laatstgenoemde datum via de geldende incorporatiebedingen in de twee opvolgende cao’s voor personeel van grootwinkelbedrijven in levensmiddelen uitgesloten.
De leden van de FNV zijn gebonden aan de bepalingen in de (door de FNV afgesloten) cao 2011-2013. Aangezien de FNV geen partij is bij de opvolgende cao’s en deze cao’s niet algemeen verbindend zijn verklaard betekent dit dat de leden van de FNV niet gebonden zijn aan de na de cao 2011-2013 gesloten cao’s, afgezien van incorporatiebedingen in individuele arbeidsovereenkomsten.
Een incorporatiebeding is een beding in de arbeidsovereenkomst waarmee een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling in de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen. Als het incorporatiebeding opvolgende versies van de cao van toepassing verklaart is het beding een zogenaamd dynamisch incorporatiebeding.
Bepalingen over arbeidsvoorwaarden uit een cao waaraan werknemer en werkgever op grond van de Wet op de cao gebonden zijn geraakt, maken deel uit van de tussen hen geldende arbeidsovereenkomst. Die bepalingen blijven ook na afloop van de cao tussen werknemer en werknemer gelden, tenzij sprake is van andersluidende individuele of collectieve afspraken.
In deze zaak is aldus de kantonrechter sprake van andersluidende individuele afspraken omdat in de individuele arbeidsovereenkomsten is overeengekomen dat steeds de opvolgende cao van toepassing is. Dit geldt ook voor de leden van de FNV. Dit betekent dat op grond van dit dynamisch incorporatiebeding in de individuele arbeidsovereenkomst de geldende cao toepasselijk is en niet meer de oude cao.
FNV stelt dat een incorporatiebeding gelijk dient te worden gesteld aan een eenzijdig wijzigingsbeding (artikel 7:613 BW), omdat sprake is van een wijziging van arbeidsvoorwaarden waarop de niet- of anders georganiseerde werknemer geen invloed heeft gehad.
Een eenzijdig wijzigingsbeding is een schriftelijk beding in de arbeidsovereenkomst dat de werkgever de bevoegdheid geeft om een in de arbeidsovereenkomst voorkomende arbeidsvoorwaarde te wijzigen, als hij bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
De kantonrechter stelt dat een incorporatiebeding niet gelijk te stellen aan een eenzijdig wijzigingsbeding. Er is zoals FNV zelf stelt, in deze zaak geen sprake van een eenzijdige wijziging door de betreffende individuele werkgever. De werkgever is bij een incorporatiebeding dus in dezelfde situatie als de werknemer, namelijk dat door het incorporatiebeding zij beiden op voorhand akkoord zijn gegaan met een mogelijke wijziging van arbeidsvoorwaarden waarop geen invloed kan worden uitgeoefend. Het eenzijdig wijzigingsbeding daarentegen is juist bedoeld om het voor een werkgever mogelijk te maken om collectieve arbeidsvoorwaardenregelingen, niet zijnde een cao maar bijvoorbeeld een personeelsgids, snel en eenvoudig te kunnen wijzigen. Dat is een andere situatie dan in deze zaak aan de orde aldus de kantonrechter.
Conclusie:
Conclusie is dat de vorderingen van FNV worden afgewezen. Haar leden kunnen zich dus niet meer (blijven) beroepen op de tot 1 april 2013 onder de cao voor personeel van grootwinkelbedrijven in levensmiddelen geldende regeling voor toeslagen.
[post_title] => Dynamisch incorporatiebeding geen eenzijdig wijzigingsbeding
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => dynamisch-incorporatiebeding-geen-eenzijdig-wijzigingsbeding
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:52:56
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:56
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=18224
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 17977
[post_author] => 10
[post_date] => 2019-08-15 14:40:49
[post_date_gmt] => 2019-08-15 12:40:49
[post_content] => Onder de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) die met ingang van 1 januari 2020 in werking treedt blijft, onder wat wordt genoemd het overgangsrecht, de huidige berekening van de transitievergoeding (onder de Wet Werk en Zekerheid - WWZ) van toepassing voor een aantal gevallen. Deze gevallen worden in dit artikel besproken.
Transitievergoeding WAB
De WAB brengt onder meer met zich mee dat de aanspraak op de transitievergoeding ten opzichte van de huidige wetgeving enerzijds wordt verruimd en anderzijds wordt versoberd. Verruimd omdat eenieder ongeacht lengte van het dienstverband recht heeft op een transitievergoeding. Versoberd omdat na 10 dienstjaren geen aanspraak meer kan worden gemaakt op het huidige 1/2 maandsalaris per dienstjaar [dat wordt 1/3 maandsalaris] en de huidige tijdelijke regeling voor oudere werknemers [50 jaar of ouder] die langer dan 10 jaar in dienst zijn voorziet in 1 maandsalaris per dienstjaar, eindigt.
Overgangsrecht
De nieuwe berekening van de transitievergoeding treedt onmiddellijk in werking per 1 januari 2020. Dit zal tot gevolg hebben dat op arbeidsovereenkomsten die eindigen na 1 januari 2020 deze nieuwe berekening moet worden gehanteerd, ook in de gevallen dat al vóór 1 januari 2020 het ontslag is ingezet. Dat wordt als onwenselijk gezien en vandaar dat de wet voorziet in overgangsrecht.
In de navolgende situaties moet de huidige berekening van de transitievergoeding inclusief de tijdelijke regeling voor de oudere werknemers worden toegepast ook wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt ná 1 januari 2020:
Het ontbindingsverzoek is bij de rechter ingediend vóór 1 januari 2020;
De ontslagaanvraag is bij het UWV ingediend vóór 1 januari 2020;
De arbeidsovereenkomst is vóór 1 januari 2020 opgezegd;
De arbeidsovereenkomst is ná 1 januari 2020 opgezegd maar de werknemer heeft al voor die datum schriftelijk ingestemd met de opzegging.
In de laatste situatie is wel van belang dat de werknemer gedurende veertien dagen het recht heeft om zijn instemming te herroepen. Wanneer de werknemer dit doet ná 1 januari 2020 is de arbeidsovereenkomst dus niet geëindigd. Een vervolgens door de werkgever te starten procedure valt onder de WAB ook wat betreft de berekening van de transitievergoeding.
Beëindigingsovereenkomst
Overigens, het overgangsrecht is niet van toepassing als werkgever en werknemer met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst beëindigen. Dit omdat er formeel gezien geen aanspraak op een transitievergoeding bestaat als partijen op deze wijze afscheid nemen. Partijen mogen in dat geval naar eigen inzicht een vergoeding afspreken. Uiteraard wordt daarbij toch vaak gekeken naar de transitievergoeding zodat indirect de aankomende veranderingen met betrekking tot de berekening van de transitievergoeding toch weer van belang zullen zijn bij onderhandelingen over een minnelijk ontslag.
Gebruik van het overgangsrecht
Gelet op de overgang van de WWZ naar de WAB is het als werkgever nu dus zaak om bij een beoogd ontslag goed na te denken over het moment van het in gang zetten van het ontslag en de datum waarop het ontslag moet zijn gerealiseerd. En om de financiële consequenties daarvan aan de hand van de huidige en de nieuwe berekening van de transitievergoeding inzichtelijk te maken.
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met de specialisten van BG.legal
[post_title] => De WAB en het overgangsrecht voor de transitievergoeding
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-wab-en-het-overgangsrecht-voor-de-transitievergoeding
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:53:01
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:01
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17977
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 17146
[post_author] => 10
[post_date] => 2019-07-18 10:15:35
[post_date_gmt] => 2019-07-18 08:15:35
[post_content] => Het is gebruikelijk dat een arbeidsovereenkomst wordt opgezegd per de eerste van een maand. De vraag is wat in dat geval nu precies de laatste dag van het dienstverband is. Die vraag is onder meer van belang voor de bepaling vanaf welke dag de vervaltermijn is gaan lopen voor de indiening door werknemer van een verzoek tot het toekennen van een transitievergoeding. De bevoegdheid daartoe vervalt immers drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.
Gebruikelijke opzegging qua bewoording en de regeling in de wet
Uit een opzegging per de eerste van een maand blijkt niet eenduidig op welke dag de arbeidsovereenkomst zal eindigen. In de wet is aangegeven dat een opzegging geschiedt tegen het einde van de maand. Tegen die achtergrond ligt het op zichzelf in de rede dat een opzegging per de eerste van een maand inhoudt dat de arbeidsverhouding eindigt op de laatste dag van de voorafgaande maand.
Wat geldt is een uitleg naar normaal spraakgebruik
Aan de andere kant, de betekenis die in het normaal spraakgebruik aan het woord “per” wordt gegeven is die van “vanaf” of “met ingang van”. Een opzegging per de eerste van een maand houdt naar normaal spraakgebruik dan in een opzegging met ingang van de eerste van een maand, zodat het dienstverband eindigt op de eerste van die maand. Vergelijk het met een indiensttreding per de eerste van een maand. Dit houdt naar normaal spraakgebruik ook in dat het dienstverband begint op de eerste van die maand.
Als u als werkgever daadwerkelijk wil bewerkstelligen dat bij een opzegging per de eerste van een maand de arbeidsovereenkomst eindigt op de laatste dag van de voorafgaande maand dan dient u daarover de werknemer afdoende duidelijkheid te verschaffen.
Oplossing voor een duidelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst
Hoe doet u dat? Simpel. Bij een opzegging per de eerste van een maand vermeldt u altijd expliciet dat die opzegging inhoudt dat daarmee de laatste dag van het dienstverband zal zijn de laatste dag van de voorafgaande maand.
Op deze wijze is er duidelijkheid vanaf wanneer precies de vervaltermijn van -hier- het door werknemer kunnen indienen van een verzoek om toekenning van een transitievergoeding gaat lopen en wanneer deze termijn dus zal eindigen.
Voorbeeld uit de praktijk
Tot slot, uit de tussenuitspraak van het hof Arnhem -Leeuwarden van 29 april 2019 blijkt hoezeer het de werkgever mogelijk ‘letterlijk’ duur kan komen te staan als de juridisch vereiste duidelijkheid bij opzegging van de arbeidsovereenkomst niet wordt gegeven.
[post_title] => Opzegging arbeidsovereenkomst; werkgever let op uw saeck!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => opzegging-arbeidsovereenkomst-werkgever-let-op-uw-saeck
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:53:09
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17146
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 13775
[post_author] => 10
[post_date] => 2019-05-01 16:55:13
[post_date_gmt] => 2019-05-01 14:55:13
[post_content] => De casus: een huurovereenkomst is aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat uiterlijk op 31 december 2000 zou worden gestart met bouwactiviteiten. De activiteiten worden pas veel later gestart, maar partijen gaan desondanks tot in 2015 door met de uitvoering van de overige verplichtingen uit de overeenkomst.
Huurder zegt vervolgens wegens financiële problemen de huurovereenkomst op tegen 1 december 2016. In de huurovereenkomst was tussentijds opzeggen uitdrukkelijk uitgesloten.
Huurder stelt zich op het standpunt dat voornoemde uitsluiting niet meer gold nu de huurovereenkomst door vervulling van de ontbindende voorwaarde van rechtswege was ontbonden op 31 december 2000. Nadien zouden partijen aldus huurder, het gehuurde slechts hebben gebruikt op basis van een mondelinge overeenkomst, dan wel op basis van een overeenkomst die op grond van de wet was voortgezet voor onbepaalde tijd omdat het gebruik na het einde van de huur was voortgezet.
Het oordeel van de kantonrechter in eerste aanleg en van het hof in hoger beroep is dat huurder het recht om zich op het ontbonden zijn van de huurovereenkomst heeft verwerkt [lees: heeft verloren]. Op ontbinding van de huurovereenkomst op grond van de ontbindende voorwaarde moet uitdrukkelijk door huurder beroep worden gedaan wil de huurder de gevolgen daarvan doen intreden. Het van rechtswege ontbonden zijn van een overeenkomst vereist dus nog altijd dat die ontbinding wordt ingeroepen. Wanneer partijen na vervulling van de ontbindende voorwaarde gedurende een lange periode de huur ongewijzigd voortzetten, kan dit aldus het hof ertoe leiden dat het recht op het inroepen van de ontbinding van de huurovereenkomst op grond van de ontbindende voorwaarde is verwerkt. Het feit dat partijen zich lange tijd niet bewust waren van de ontbinding kan aldus het hof niet in de weg staan aan een rechtsgeldig beroep op rechtsverwerking.
Het hof overweegt verder dat zelfs als het beroep op rechtsverwerking in eerste aanleg ten onrechte zou zijn gehonoreerd, het vonnis in eerste aanleg toch zou worden bekrachtigd. Door de gedragingen van partijen zoals het onverkort uitvoeren van de afspraken oordeelt het hof dat partijen stilzwijgend waren overeengekomen dat de ontbindende voorwaarde was vervallen.
Wat deze zaak toont is dat degene die een ontbindende voorwaarde van kracht wil laten zijn daar uitdrukkelijk en tijdig een beroep op zal moeten doen. Zelfs indien in de huurovereenkomst is opgenomen dat deze bij vervulling van de ontbindende voorwaarde van rechtswege zal zijn ontbonden.
[post_title] => Ontbindende voorwaarde in huurovereenkomst: let op rechtsverwerking
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ontbindende-voorwaarde-in-huurovereenkomst-let-op-rechtsverwerking
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:55:30
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:55:30
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=13775
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 13370
[post_author] => 10
[post_date] => 2019-02-19 08:51:43
[post_date_gmt] => 2019-02-19 07:51:43
[post_content] =>
In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 20 november 2018 en gepubliceerd op 18 januari 2019 [ECLI:NL:RBDHA:2018:15505] draait het om de vraag hoe een eis moet worden uitgelegd. Die eis luidt als volgt: “De aanlevering naar het landelijk bodemloket op basis van SOKB0101 versie 12 of hoger is bij één of meerdere gebruikers van de aangeboden oplossing operationeel op het moment van inschrijving”.
De aanbestedende dienst zijnde de Omgevingsdienst Midden-Holland [ODMH] heeft een meervoudige onderhandse aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de verwerving van een bodeminformatiesysteem. Na aanvankelijke voorlopige gunning aan de latere eiseres in het kort-geding, zijnde Nazca heeft de ODMH reden gezien om op de gunning terug te komen omdat nader was gebleken dat Nazca op het moment van de inschrijving niet aan voornoemde eis voldeed. Weliswaar had Nazca aldus de ODMH, diverse stappen gezet op het vlak van de eis [namelijk een test- en acceptatiefase], maar de daadwerkelijke in productieneming [het operationeel worden] was pas na de inschrijving.
Nazca stelt zich op het standpunt dat de bewuste eis inhoudt dat het systeem op het moment van inschrijving klaar moest zijn voor gebruik, werkend en toepasbaar. Volgens de ODMH en de partij aan wie uiteindelijk gegund is [Roxit] betekent de eis echter dat het systeem – meer specifiek de aanlevering naar het landelijk bodemloket – op het moment van inschrijving in gebruik moest zijn genomen en werkend en ingezet moest zijn bij een klant.
Zowel Nazca als Roxit verwijzen voor hun uitleg naar de uitleg die Van Dale geeft aan het woord operationeel. Nazca verwijst daarbij naar de uitleg die is opgenomen in de online-versie van Van Dale zijnde “klaar voor gebruik, werkend, toepasbaar”. Roxit haalt de uitleg aan die staat vermeld in de papieren versie van Van Dale van 2015, te weten” geschikt om ermee te werken, met de vermelding van de nuances “ingezet” en “in werking gesteld”.
De voorzieningenrechter stelt dat er ruimte is voor interpretatieverschillen, maar dat de overige bewoordingen van de eis, de context van de aanbestedingsstukken en de essentie van de opdracht maken dat er voor een redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijver maar één uitleg mogelijk is, zijnde de uitleg die de ODMH en Roxit geven aan de eis.
Van belang hierbij is dat het begrip operationeel in dit geval, gezien het onderwerp van de opdracht, bezien moet worden in het perspectief van de IT-branche. Binnen die branche is de operationele fase de fase waarin de software daadwerkelijk in gebruik is genomen na de acceptatie door de klant. Vóór die tijd gaan toekomstige gebruikers weliswaar aan de slag met het systeem maar dit met als doel om eventuele fouten uit het systeem te halen alvorens tot acceptatie wordt overgegaan. Pas na ingebruikname gaan alle medewerkers met het systeem werken en dan blijkt of het systeem in de dagelijkse praktijk werkt. Dan pas is het systeem operationeel.
Conclusie, hoewel de uitleg van het begrip “operationeel” in een eis in eerste plaats sterk zal worden bepaald door de bewoordingen van de eis, toont deze uitspreek wel aan dat inschrijvers in ICT-aanbestedingen erop bedacht moeten zijn dat als een systeem operationeel moet zijn er veelal niet kan worden volstaan met een systeem dat al functioneel is en door de gebruiker kan worden uitgeprobeerd [de fase van operational testing of operational acceptance testing], maar dat – in onderhavige zaak op het moment van inschrijving – het noodzakelijk is dat geboden oplossing daadwerkelijk in gebruik moet zijn genomen en werkend en ingezet moet zijn bij de klant na diens acceptatie.
[post_title] => Uitleg begrip operationeel in ICT-aanbesteding
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => uitleg-begrip-operationeel-in-ict-aanbesteding
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-02-12 16:51:37
[post_modified_gmt] => 2020-02-12 15:51:37
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=13370
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 13256
[post_author] => 10
[post_date] => 2019-02-04 14:24:52
[post_date_gmt] => 2019-02-04 13:24:52
[post_content] => Uit het inbreukenpakket voor januari van de Europese Commissie [Commissie] blijkt dat de Commissie op 24 januari 2019 heeft besloten om een aanvullende aanmaningsbrief aan Nederland te sturen, betreffende de nationale voorschriften over woningcoöperaties. De Commissie kan zich niet vinden in de Nederlandse wetgeving waarin woningcoöperaties niet als aanbestedende dienst worden aangemerkt.
7 december 2017 heeft de Commissie besloten om een inbreukprocedure tegen Nederland te starten. Omdat in Nederland woningcoöperaties niet worden gezien als aanbestedende dienst zijn zij niet gebonden aan Europese richtlijnen over overheidsopdrachten. Echter aldus de Commissie, woningcoöperaties in Nederland zijn sterk afhankelijk van de Nederlandse overheid, zowel op centraal als op lokaal niveau. Om die reden is de Commissie van oordeel dat de Nederland wellicht het EU-recht schendt.
Met name de transparantieverplichting in het aanbestedingsrecht die vereist dat woningcoöperaties hun aanbestedingen bekend maken om gelijke kansen te scheppen voor ondernemingen en om de beste prijs-kwaliteitverhouding bij hun aankoop te garanderen, is hier dus in het geding.
De Commissie beoogt met de aanmaningsbrief gestuurd in december 2017 en met voornoemde aanvullende brief duidelijkheid te krijgen over nog onopgeloste juridische aspecten over dit onderwerp. Nederland heeft nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten van de Commissie. Als de Commissie vervolgens tot de conclusie komt dat Nederland niet voldoet aan zijn verplichting op grond van de EU-wetgeving, kan de Commissie een met redenen omkleed advies aan Nederland sturen. Dit is een formeel verzoek om aan het EU-recht te voldoen. Indien Nederland vervolgens geen gevolg geeft aan het advies van de Commissie, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Het moge duidelijk zijn dat er nog een vrij lange weg te gaan is alvorens wellicht er duidelijkheid komt over de al lang aan de orde zijnde vraag of woningcoöperaties nu wel of niet als aanbestedende dienst moeten worden aangemerkt. Wordt dus vervolgd!
[post_title] => Aanmaningsbrief Europese Commissie aan Nederland over mogelijke aanbestedingsplicht woningcoöperaties
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => aanmaningsbrief-europese-commissie-aan-nederland-over-mogelijke-aanbestedingsplicht-woningcooperaties
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:55:52
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:55:52
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=13256
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 12601
[post_author] => 10
[post_date] => 2018-08-28 16:23:24
[post_date_gmt] => 2018-08-28 14:23:24
[post_content] =>
In een aanbesteding wordt een inschrijver die een ernstige beroepsfout heeft begaan, van de opdracht uitgesloten. De Hoge Raad heeft zich moeten buigen over de vraag of een aanbestedende dienst niettemin van uitsluiting mag afzien op de grond dat de uitsluiting disproportioneel zou zijn.
Ten behoeve van het antwoord op deze vraag heeft de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie een aantal –zoals men dat noemt–prejudiciële vragen gesteld. Het hof heeft hierop het volgende aangegeven.
Als volgens de aanbestedingsvoorwaarden een inschrijver die een ernstige beroepsfout heeft begaan, van de opdracht wordt uitgesloten, mag de aanbestedende dienst niet afzien van uitsluiting op de grond dat de uitsluiting disproportioneel zou zijn. Door dat wel te doen wordt in strijd gehandeld met het beginsel van gelijke behandeling en het transparantiebeginsel.
Wat wel mag aldus het hof, is in de aanbestedingsvoorwaarden voor de aanbesteder de verplichting vastleggen dat met toepassing van het evenredigheidsbeginsel beoordeeld moet worden of een gegadigde voor een overheidsopdracht die een ernstige beroepsfout heeft begaan, daadwerkelijk moet worden uitgesloten.
Een aanbestedende dienst doet er dus goed aan om bij het opstellen van de aanbestedingsstukken zich er rekenschap van te geven of men in het geval van een ernstige beroepsfout bij een gegadigde, wil kunnen toetsen of een uitsluiting mogelijk disproportioneel is en zo ja, die bevoegdheid [die dan tevens ook een verplichting is] in het aanbestedingsdocument vast te leggen. Voor de inschrijver is de les dat mocht men geconfronteerd worden met een uitsluiting voor de opdracht vanwege een ernstige beroepsfout, altijd in de aanbestedingsdocumenten te controleren of de aanbesteder zonder meer tot uitsluiting mocht/moest overgaan, dan wel of de aanbesteder niet juist verplicht was om na te gaan of de bewuste sanctie al dan niet evenredig zou zijn. Het in het laatste geval door de aanbesteder niet kenbaar toetsen aan het evenredigheidsbeginsel of het in het kader van een dergelijke toets aan de dag leggen van betwistbare argumenten, zou dan voor de uitgesloten inschrijver reden kunnen zijn om bezwaar te maken tegen de uitsluiting.
Voor de volledige uitspraak zie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2018:1096
[post_title] => Aanbesteding: uitsluiting na ernstige beroepsfout
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => aanbesteding-uitsluiting-na-ernstige-beroepsfout
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:56:30
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:30
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12601
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 19626
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-03-03 09:33:02
[post_date_gmt] => 2020-03-03 08:33:02
[post_content] => Bij de inkoop van WMO-diensten en de inkoop van jeugdzorg zijn de belangrijkste instrumenten de overheidsopdracht en het open house. Hoewel het beeld van deze instrumenten in de Monitor gemeentelijke zorginkoop 2019 vrij stabiel is, lijkt er inmiddels een ontwikkeling gaande dat gemeenten meer en meer (gaan) kiezen voor een ‘selectieve’ inkoop van zorg oftewel de aanbesteding van een overheidsopdracht.
De vaak voorkomende spraakverwarring bij het door gemeenten benoemen van het instrument dat voor de inkoop van zorg wordt gehanteerd, mag bekend worden verondersteld. Het open house waarbij de overheid overeenkomsten sluit met elke ondernemer die tegen standaard voorwaarden en tarieven diensten levert, wordt nogal eens -onterecht- aanbesteden genoemd. Dit vermoedelijk samenhangend met dat andere misverstand dat aanbesteden in de zorg altijd verplicht zou zijn.
De kennis bij gemeenten over de verschillen tussen de bewuste instrumenten neemt toe. Dit gaat gepaard met een kritische houding van gemeenten over het open house. Gemeenten ervaren dat met het open house waarbij veel aanbieders tegelijk in beeld zijn, de transformatie in het sociaal domein en de noodzakelijke samenwerking in de zorg wordt bemoeilijkt. Het beperken van het aantal aanbieders wordt door gemeenten steeds belangrijker geacht. En ja, het kiezen van een zorgaanbieder of deze keuze wezenlijk beïnvloeden op basis van criteria betekent dat er dan ook ‘echt’ aanbesteed moet worden.
Voor u als zorgaanbieder betekent dit dat kennis van de regels voor het aanbesteden in het sociaal domein ook steeds belangrijker wordt. BG.legal kan u daarin bijstaan.
[post_title] => Update: meer aanbestedingen in de zorg
[post_excerpt] => Gemeenten gaan steeds meer kiezen voor selectieve inkoop van WMO-diensten, oftewel aanbesteding van een overheidsopdracht. Voor u als zorgaanbieder betekent dit dat kennis van de regels voor het aanbesteden in het sociaal domein ook steeds belangrijker wordt.
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => update-meer-aanbestedingen-in-de-zorg
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-03-03 10:01:41
[post_modified_gmt] => 2020-03-03 09:01:41
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=19626
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 174
[max_num_pages] => 18
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => b04b65cf11fdef7db5d7fd68dc62a514
[query_vars_changed:WP_Query:private] => 1
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:413eede97653aa0eb45fea130af3ee53
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Gemeenten gaan steeds meer kiezen voor selectieve inkoop van WMO-diensten, oftewel aanbesteding van een overheidsopdracht. Voor u als zorgaanbieder betekent dit dat kennis van de regels voor het aanbesteden in het sociaal domein ook steeds belangrijker wordt.
Onder de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) die met ingang van 1 januari 2020 in werking treedt wordt de rechtspositie van de meeste ambtenaren zoveel mogelijk gelijkgetrokken met die van...
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland van 1 november2019 [ ECLI:NL:RBMNE:2019:5093]. In deze zaak draait het onder meer om de vraag of in kort geding Ferranti kan klagen over beweerdelijke gebreken in een...
Essentie: een beding in de arbeidsovereenkomst dat opvolgende cao’s van toepassing verklaard maakt voor werknemers die lid zijn van de vakbond die alleen partij was bij de voorgaande cao, een...
Onder de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) die met ingang van 1 januari 2020 in werking treedt blijft, onder wat wordt genoemd het overgangsrecht, de huidige berekening van de transitievergoeding...
Het is gebruikelijk dat een arbeidsovereenkomst wordt opgezegd per de eerste van een maand. De vraag is wat in dat geval nu precies de laatste dag van het dienstverband is....
De casus: een huurovereenkomst is aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat uiterlijk op 31 december 2000 zou worden gestart met bouwactiviteiten. De activiteiten worden pas veel later gestart, maar partijen...
In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 20 november 2018 en gepubliceerd op 18 januari 2019 [ECLI:NL:RBDHA:2018:15505] draait het om de vraag hoe een eis moet worden uitgelegd....
Uit het inbreukenpakket voor januari van de Europese Commissie [Commissie] blijkt dat de Commissie op 24 januari 2019 heeft besloten om een aanvullende aanmaningsbrief aan Nederland te sturen, betreffende de...
In een aanbesteding wordt een inschrijver die een ernstige beroepsfout heeft begaan, van de opdracht uitgesloten. De Hoge Raad heeft zich moeten buigen over de vraag of een aanbestedende...