Blog van medewerkers
-
Grondslag
De grondslag voor onteigening is terug te vinden in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In een bestemmingsplan opgenomen in het tijdelijk deel zijn de functies ‘verkeer-railverkeer’, ‘fietsenstalling’ en ‘verkeer’ aan de percelen toegekend. De belanghebbende voert aan dat dit niet voldoet als grondslag omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is. Dit is volgens de rechtbank niet het geval. Er is dus wel voldaan aan een grondslag voor onteigening. Wel is het zo dat pas wanneer het bestemmingsplan (opgenomen in het omgevingsplan) onherroepelijk is geworden, de onteigeningsakte door de notaris kan worden opgesteld (art. 11.16 Ow). Dit was door de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak in de Raad van State al eerder vorig jaar bevestigd. -
Wettelijke vormvoorschriften
De onteigeningsbeschikking moet voldoen aan de vormvoorschriften die volgen uit de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieruit volgt onder andere dat de ontwerponteigeningsbeschikking en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage moeten worden gelegd. Een van de verplichte stukken die betrekking heeft op de onteigeningsbeschikking is het logboek waarin de pogingen tot minnelijk overleg zijn opgenomen. Volgens de belanghebbende had het logboek ter inzage moeten zijn gelegd. Hier gaat de rechtbank niet in mee vanwege de persoonsgegevens en financiële gegevens die in het logboek zijn opgenomen. Wel had de gemeente de belanghebbenden de mogelijkheid moeten geven het logboek op te vragen. Omdat het logboek tijdens de rechterlijke procedure alsnog is overgelegd wordt het gebrek door de rechtbank gepasseerd. -
Onteigeningsbelang, noodzaak en urgentie
Het onteigeningsbelang volgt uit het omgevingsplan waarin de beoogde ontwikkeling is mogelijk gemaakt. Het belang bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder de bereikbaarheid van het station en het verhelpen van knelpunten bij het spoor. Ook is sprake van urgentie. Er is namelijk voldaan aan de wettelijke urgentie-eis dat de gronden binnen drie jaar nodig zijn. De gemeente heeft hiervoor voldoende gemotiveerd toegelicht dat de feitelijke werkzaamheden binnen drie jaar van start zullen gaan. Voor perceel 1 is ook aan het noodzaak-criterium voldaan omdat de gemeente een redelijke poging heeft gedaan om het perceel te verwerven door minnelijk overleg. Voor perceel 2 is er echter geen noodzaak meer omdat inmiddels overeenstemming is bereikt om de grond te verkopen in ruil voor een ander stuk grond. Hierdoor bekrachtigt de rechtbank alleen voor perceel 1 de onteigeningsbeschikking.
Concluderend
In deze uitgebreide uitspraak is het toetsingskader voor bekrachtiging van een onteigeningsbeschikking duidelijk uiteengezet door de rechtbank. Het toetsingskader dat volgt uit de Omgevingswet wordt nauw gevolgd door de rechtbank en er wordt ook uitgebreid verwezen naar de
[post_title] => Onteigening onder de Omgevingswet: eerste uitspraak over bekrachtiging door bestuursrechter
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => onteigening-onder-de-omgevingswet-eerste-uitspraak-over-bekrachtiging-door-bestuursrechter
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-08-06 15:34:10
[post_modified_gmt] => 2025-08-06 13:34:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45435
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 45376
[post_author] => 2
[post_date] => 2025-08-01 10:17:21
[post_date_gmt] => 2025-08-01 08:17:21
[post_content] => Inleiding
Op 29 april 2025 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan over de termijnen voor elektriciteitsaansluiting. Het ging daarbij om de vraag of de netbeheerder EnexisHet geschil
ZT Netherlands heeft in 2020 een aanvraag voor een elektriciteitsaansluiting gedaan bij Enexis. Voor de aansluiting werd door Enexis een realisatietermijn van gemiddeld 45 weken gegeven in de offerte. De offerte is vervolgens getekend door ZT Netherlands. 25 weken na ondertekening is de aansluiting gerealiseerd. Tot aan de realisatie van de aansluiting maakte ZT Netherlands gebruik van dieselaggregaten om de bedrijfsvoering door te laten lopen. Voor de gemaakte kosten stelde ZT Netherlands vervolgens Enexis aansprakelijk vanwege het overschrijden van de termijn.Wettelijke termijn voor elektriciteitsaansluiting
In de Elektriciteitswet stond een wettelijke bepaling waaruit volgde dat een aansluiting op het elektriciteitsnet binnen redelijke termijn gerealiseerd moest worden. Deze redelijke termijn verstreek 18 weken na de aanvraag. Na uitspraken door het Europese Hof van Justitie in 2020 en 2021 werd echter bekend gemaakt door de ACM dat niet meer zou worden gehandhaafd op de wettelijke 18-wekentermijn en dat zou worden gekeken naar de norm van een ‘redelijke aansluittermijn, die afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval nader kan worden vastgesteld’. De 18-wekentermijn was namelijk in strijd met het Europese recht omdat deze had moeten worden vastgesteld door de nationale regulerende instantie in plaats van de wetgever. Ondanks het afzien van handhaving door de ACM is de 18-wekentermijn de afgelopen jaren wel toegepast door de rechters. Zo ook in de uitspraak in eerste aanleg over het geschil tussen ZT Netherlands en Enexis door de Rechtbank Oost-Brabant.Uitspraak Gerechtshof
In 2023 oordeelde de Rechtbank Oost-Brabant dus dat de 18-weken termijn verbindend was ondanks de uitspraken van het Europese Hof en het afzien van handhaving door de ACM. Enexis werd dus aansprakelijk gehouden voor de schade van ZT Netherlands als gevolg van de langere aansluittermijn. InConcluderend
De 18-wekentermijn waar het in deze zaak om draaide is niet in de nieuwe Energiewet opgenomen en is per 22 februari 2025 vervallen. In plaats daarvan moet de netbeheerder de aansluiting realiseren ‘binnen een redelijke termijn’. Duidelijk is geworden dat op grond van het Europese recht de ACM bevoegd is om aansluittermijnen vast te stellen. Deze termijnen zijn vastgelegd in de
[post_title] => Redelijke termijn voor elektriciteitsaansluiting
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => redelijke-termijn-voor-elektriciteitsaansluiting
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-08-01 10:17:21
[post_modified_gmt] => 2025-08-01 08:17:21
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45376
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 44891
[post_author] => 2
[post_date] => 2025-04-24 13:43:12
[post_date_gmt] => 2025-04-24 11:43:12
[post_content] => Rapport IBR: De betekenis van het begrip ‘bouwwerk’
Onder het oude omgevingsrechtelijke stelsel was het begrip ‘bouwwerk’ niet gedefinieerd in formele wetgeving. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is daar verandering in gekomen. In de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet is ‘bouwwerk’ gedefinieerd als: “een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart”. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat met deze definitie is aangesloten bij de definitie die Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) al hanteerde. Eerdere jurisprudentie blijft hierdoor van toepassing. In de Wkb wordt de definitie voor het begrip ‘bouwwerk’ niet opnieuw gegeven, maar wordt volgens de toelichting aangesloten bij de definitie in de Omgevingswet.‘Bouwwerk’ onder de Omgevingswet (Rb. Oost-Brabant ECLI:NL:RBOBR:2025:1591)
Zoals besproken in het rapport van het IBR is het begrip ‘bouwwerk’ in de Omgevingswet wel gedefinieerd. In een recente uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant stond deze definitie ter discussie. De voorzieningenrechter oordeelt, zoals ook in de Memorie van Toelichting staat, dat de definitie in de Omgevingswet aansluit bij eerdere rechtspraak. Hierdoor kan aan de definitie dezelfde uitleg en betekenis worden gegeven. Uit eerdere jurisprudentie volgt dat de duur van plaatsing niet bepalend is voor de vraag of het al dan niet een bouwwerk is. Van belang is dat de constructie bedoeld is om ter plaatste te functioneren en dat het op de grond staat, is dit het geval, dan gaat het om een bouwwerk.Concluderend
Met het IBR rapport is er meer duidelijkheid gecreëerd over het verschil tussen
[post_title] => Het begrip ‘bouwwerk’ ruimer in het Burgerlijk Wetboek dan onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-begrip-bouwwerk-ruimer-in-het-burgerlijk-wetboek-dan-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-24 13:43:12
[post_modified_gmt] => 2025-04-24 11:43:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44891
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 36998
[post_author] => 2
[post_date] => 2023-06-30 08:30:34
[post_date_gmt] => 2023-06-30 06:30:34
[post_content] => Verhuurders maken in de praktijk vaak gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten om zelfstandige woonruimten voor maximaal twee jaar en onzelfstandige woonruimten voor maximaal vijf te kunnen verhuren,
Mocht u hierover vragen hebben, neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.
[post_title] => Mogelijkheid tijdelijke woninghuur wordt beperkt
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => mogelijkheid-tijdelijke-woninghuur-wordt-beperkt
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-30 08:30:34
[post_modified_gmt] => 2023-06-30 06:30:34
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=36998
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 35700
[post_author] => 2
[post_date] => 2023-04-06 10:32:33
[post_date_gmt] => 2023-04-06 08:32:33
[post_content] => Inleiding
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. In die wet ligt voor de inrichting van de fysieke leefomgeving de nadruk op kerninstrumenten als het omgevingsplan en de omgevingsvisie. In dit artikel wordt ingegaan op het programma als kerninstrument van de Omgevingswet. Voor het bereiken van de doelen voor de fysieke leefomgeving worden in het omgevingsplan regels gesteld. Deze regels worden opgenomen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Onder de huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) draait alles nog om het begrip “een goede ruimtelijke ordening”. Het begrip de fysieke leefomgeving komt daarvoor dus in de plaats. Naast de regels van het omgevingsplan kunnen de programma’s een belangrijke rol spelen bij het bereiken van doelstellingen voor de fysieke leefomgeving.Het programma
Een- een uitwerking van het te voeren beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud daarvan;
- maatregelen om aan één of meer omgevingswaarden te voldoen of een of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken (artikel 3.5 Omgevingswet).
Type programma’s
Een programma kan opgesteld worden voor een onderdeel van deWie zijn gebonden aan programma’s
Aangezien een programma geen regels bevat die de burger binden, is in beginsel alleen het bestuursorgaan dat het programma uitvaardigt daaraan gebonden. De consequentie daarvan is dat tegen een programma in principe geen beroep openstaat bij de bestuursrechter. Dat is slechts anders in het geval dat een onderdeel van het programma een rechtstreekse titel geeft voor het uitvoeren van activiteiten. Een programma wordt wel voorbereid met de zogenaamde uniforme openbare voorbereidingsprocedure waarbij door burgers eenConclusie
Programma’s zijn in de regel uitvoeringsgericht en bevatten[1] Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603 en 1604
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: Deel 1: De Omgevingsvisie Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels Deel 4: Het Omgevingsplan Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet Deel 6: De omgevingsplanactiviteit Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie Deel 11: Het projectbesluit Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
[post_title] => Het programma onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-programma-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:33:28
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:28
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35700
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 35249
[post_author] => 2
[post_date] => 2023-03-09 15:19:15
[post_date_gmt] => 2023-03-09 14:19:15
[post_content] => Het Brabants Dagblad vroeg niet alleen een hoogleraar Bestuurskunde, maar ook Kim Albert, advocaat vastgoed- en omgevingsrecht van BG.legal als ‘expert’ naar zijn professionele mening over de
Bron: Brabants Dagblad, 9 maart 2023
In het recht geldt ‘de beginselplicht tot handhaving’, dat wil zeggen
[post_title] => De gevolgen van te groot bouwen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-gevolgen-van-te-groot-bouwen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-03-09 15:30:46
[post_modified_gmt] => 2023-03-09 14:30:46
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35249
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 30135
[post_author] => 2
[post_date] => 2022-05-03 09:51:49
[post_date_gmt] => 2022-05-03 07:51:49
[post_content] => Het Brabants Dagblad opende vrijdag 29 april jl. met de vraag of Belang onderneming
Heesen voerde in het kort geding twee sterke argumenten aan die de notaris en de rechter moesten bewegen medewerking te verlenen aan de voorgenomen transactie. Ten eerste zou hetUitspraak rechtbank
De rechtbank overweegt dat met de voorgenomen transactie op dit moment geen sancties overtreden worden maar dat de notaris toch haar medewerking heeft geweigerd omdat zij geen medewerking kan verlenen aan transacties die potentieel bijdragen aan het ontwijken van maatregelen en sancties. De rechtbank stelt ook vast dat niet is tegengesproken dat de eigenaar van Heesen behoort of behoorde tot de inner circle van de Russische president Poetin en dat de reële mogelijkheid bestaat dat hij (op korte termijn) op deGeen verbreking van de banden
Het is de bedoeling dat de koopprijs schuldig gebleven wordt door middel van een lening. Daarmee houden de Russische eigenaren toch grip op en de controle over de onderneming. We kennen de stukken niet, maar een lening wordt in de regel niet op de blauwe ogen verstrekt. Het is gebruikelijk dat de verkoper/geldschieter zekerheden bedingt voor het geval dat de lening niet of niet tijdig wordt terugbetaald. Denk aan een
[post_title] => Onderneming en personeel Heesen hebben recht op transparantie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => onderneming-en-personeel-heesen-hebben-recht-op-transparantie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-05-03 09:51:49
[post_modified_gmt] => 2022-05-03 07:51:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=30135
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 28539
[post_author] => 2
[post_date] => 2022-02-11 08:44:20
[post_date_gmt] => 2022-02-11 07:44:20
[post_content] => De huizenmarkt is zwaar overspannen. Er is krapte op de woningmarkt en de prijzen stijgen meer dan gemiddeld. De roep om extra woningen is groot en daarnaast zijn er zorgen dat nieuwe woningen wel voor de juiste doelgroep beschikbaar komen. De Rijksoverheid en gemeenten willen - Het anti-speculatiebeding;
- Het opleggen van een zelfbewoningsplicht;
- Het invoeren van opkoopbescherming.
Het anti-speculatiebeding
Om te voorkomen dat met een nieuw gebouwde woning gespeculeerd wordt en die door de bouwer of eerste eigenaar meteen met winst wordt doorverkocht, zonder daar zelf te gaan wonen, kan in de leveringsakte voor een bouwkavel of voor een nieuwbouwwoning eenDe zelfbewoningsplicht
Bij de zelfbewoningsplicht dient de koper van een bouwkavel of woning die (daarop gebouwde) woning gedurende een bepaalde periode zelf te bewonen. De zelfbewoningsplicht is niet wettelijk geregeld, maar in de rechtspraak wel aanvaard, zodat geen regels voor de duur daarvan gelden. In de praktijk komt een termijn van drie à vijf jaar voor. Ook de naleving van de zelfbewoningsplicht dient privaatrechtelijk gehandhaafd te worden. De zelfbewoningsplicht beperkt het eigendomsrecht zodat hoe langer die verplichting duurt hoe eerder de rechter zal oordelen dat de periode disproportioneel is.
Rechtvaardiging zelfbewoningsplicht
In deze overspannen woningmarkt leggen meer en meer gemeenten de zelfbewoningsplicht op. Er moet echter wel een Opkoopbescherming
OpUitzonderingen
Voor alle maatregelen geldt dat gemeentenAfronding
Met de hiervoor genoemde instrumenten hebben gemeentes een gereedschapskist om de krapte op de woningmarkt tegen te gaan. Het zijn echter geen tovermiddelen. De noodzaak en de effectiviteit van de maatregelen zal steeds onderbouwd moeten worden en de duur van de maatregelen en de categorieën van woningen is begrensd, omdat de maatregelen op gespannen voet met het eigendomsrecht kunnen staan. De maatregelen gelden slechts voor goedkope en middel dure koopwoningen. Tenslotte is de effectiviteit van de maatregelen sterk
[post_title] => De zelfbewoningsplicht en opkoopbescherming
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-zelfbewoningsplicht-en-opkoopbescherming
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-02-11 08:46:37
[post_modified_gmt] => 2022-02-11 07:46:37
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=28539
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 28709
[post_author] => 2
[post_date] => 2022-01-26 09:04:17
[post_date_gmt] => 2022-01-26 08:04:17
[post_content] => Voor de kwaliteit van de zorg zijn goed bestuur en toezicht een belangrijke voorwaarde. Per 1 januari 2022 is de Governancecode Zorg van 2017 Zeven principes
De code is gebaseerd op zeven principes die- De maatschappelijke doelstelling en legitimatie van de zorgorganisatie is het bieden van goede zorg aan cliënten.
- De raad van bestuur en de raad van toezicht van de zorginstelling hanteren waarden en normen die passen bij de maatschappelijke positie van de zorgorganisatie.
- De zorgorganisatie schept randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van belanghebbenden.
- De raad van bestuur en de raad van toezicht van de zorgorganisatie zijn ieder vanuit hun eigen rol verantwoordelijk voor de governance van de zorgorganisatie.
- De raad van bestuur bestuurt de zorgorganisatie gericht op haar maatschappelijke doelstelling.
- De raad van toezicht houdt toezicht vanuit de maatschappelijke doelstelling van de zorgorganisatie.
- De raad van bestuur en de raad van toezicht ontwikkelen permanent hun professionaliteit en deskundigheid.
Reden actualisatie
De actualisatie van de governancecode houdt verband met de evaluatie van die code uit 2017. Daarnaast was de actualisatie nodig in verband met de inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr), de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), de Aanpassingswet toetreding zorgaanbieders, het Uitvoeringsbesluit Wtza en de Uitvoeringsregeling Wtza. De Wbtr is op 1 juli 2021 in werking getreden en bevat regels om tegenstrijdige belangen te voorkomen. Dit betreft echter een interne aangelegenheid. Eventuele ongeldige besluitvorming als gevolg van het meestemmen van de betrokken bestuurder ondanks een (persoonlijk) tegenstrijdig belang tast de externe vertegenwoordigingsbevoegdheid niet aan. Ook verplicht de Wbtr om in de statuten een belet- en ontstentenisregeling op te nemen. De geactualiseerde governancecode zorg sluit hierop aan. Ook de Wtza is op 1 juli 2021 in werking getreden en beoogt deOngewenste belangenverstrengeling
Paragraaf 2.6 van de Governancecode Zorg 2022 is erop gericht ongewenste belangenverstrengeling te voorkomen. Zorgorganisaties dienen integriteit hoog in het vaandel te hebben staan zodat de schijn van belangenverstrengeling voorkomen moet worden omdat die afbreuk kan doen aan het vertrouwen in de zorgorganisatie. De code bevat bepalingen over het in concurrentie treden met de zorgorganisatie, over de bevoordeling van persoonlijke relaties, het aanwenden van zakelijke kansen voor de organisatie voor persoonlijk voordeel of het verrichten van betaalde werkzaamheden voor de zorgorganisatie die niet tot de functie behoren. In navolging van de Wbtr bepaalt de governancecode dat een bestuurder of toezichthouder niet deelneemt aan de voorbereiding, beraadslaging en besluitvorming als hij daarbij een dusdanig tegenstrijdig belang heeft, dat hij niet meer in staat is om de belangen van de zorgorganisatie op een integere, objectieve en onbevooroordeelde wijze te behartigen. In het geval dat daardoor geen besluit door de raad van bestuur genomen kan worden, wordt dat besluit genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen. Verder is in de governancecode vastgelegd datVerantwoord toezicht
Het uitvoeringsbesluit van genoemde Wtza bepaalt dat de raad van toezicht zodanig is samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, de dagelijkse en algemene leiding van de instelling en welk deelbelang dan ook, onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Dat betekent dat de leden van de raad van toezicht geen vertegenwoordiger van enige interne of externe partij zijn en zonder last of ruggespraak handelen. Zij bekijken zaken met een brede blik en zijn zich bewust van de maatschappelijke positie van de zorgorganisatie. In de Governancecode Zorg 2022 is dat vertaald in het hiervoor genoemde zesde principe. De raad van toezicht houdt toezicht vanuit deAfronding
Op basis van de hiervoor genoemde zeven principes en genoemde wetswijzigingen geeft de geactualiseerde Governancecode Zorg 2022 een nog
[post_title] => De Governancecode Zorg 2022
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-governancecode-zorg-2022
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-01-26 09:04:17
[post_modified_gmt] => 2022-01-26 08:04:17
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=28709
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 25704
[post_author] => 2
[post_date] => 2021-05-28 13:49:16
[post_date_gmt] => 2021-05-28 11:49:16
[post_content] => Uit oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik en duurzaamheid zal de tendens om (gedateerde) - Wijziging/afwijking van het bestemmingsplan;
- Andere bouwkundige eisen op grond van het Bouwbesluit;
- Toepassing van het Woningwaarderingsstelsel (WWS) op basis van de WOZ-waarde;
- Maximering huurprijsverhogingen vrije sector.
De wijziging/afwijking van het bestemmingsplan
Het voor een locatie geldend bestemmingsplan bepaalt wat de gebruiksmogelijkheden zijn. Vaak geldt voor een kantoorpand een kantoor- of een gemengde bestemming. Gebruik als woning of voor wonen is dan niet toegestaan. Bij de herontwikkeling van een kantoor- of bedrijfspand in woonruimte of in appartementen is een wijziging of afwijking van hetAndere bouwkundige eisen op grond van het Bouwbesluit
Woningwaarderingsstelsel (WWS) gebaseerd op de WOZ-waarde
Vaak wordt een kantoorgebouw verbouwd tot appartementencomplex in de vrije sector. De huurder kan de huurcommissie bij aanvang van de huur vragen de redelijkheid van de huurprijs te beoordelen. Dat gebeurt op basis van het Woningwaarderingsstelsel waarbij de WOZ-waarde een rol speelt. Het WWS betreft een puntensysteem op basis waarvan de (maximale) huurprijs van de huurwoning bepaald wordt. Bij de toepassing van het WWS wordt gekeken naar de laatst vastgesteldeMaximering huurprijsverhogingen vrije sector
Sinds 1 mei jl. geldt de
[post_title] => Transformatie van kantoren naar woningen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => transformatie-van-kantoren-naar-woningen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-02 14:46:49
[post_modified_gmt] => 2023-10-02 12:46:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=25704
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 45435
[post_author] => 2
[post_date] => 2025-08-06 15:32:36
[post_date_gmt] => 2025-08-06 13:32:36
[post_content] => Inleiding
Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de eerste inhoudelijke uitspraak gedaan over onteigening onder de Omgevingswet. De rechtbank gaat uitgebreid in op hetOnteigening
Onteigening is een instrument onder de Omgevingswet waarmee de overheid het eigendom op een onroerende zaak (gedwongen) kan ontnemen. Het instrument onteigening bestond al in het ‘oude’ omgevingsrecht, maar de procedure is met de inwerkingtreding wel veranderd. In het oude systeem werd bij Koninklijk Besluit door de Kroon bepaald of onteigening in het algemeen belang én noodzakelijk was. De rechtmatigheid van het Kroonbesluit kon vervolgens door de civiele rechter worden getoetst, waarna de civiele rechter ook de hoogte van de schade moest vaststellen. Onder de Omgevingswet neemt het bestuursorgaan eenUitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
De gemeenteraad van Gemeente Gilze en Rijen wil het stationsgebied herontwikkelen door onder andere een onderdoorgang naar de perrons en de fietsenstalling te realiseren. Voor de beoogde ontwikkeling heeft de gemeente de grond van twee percelen nodig. Voor de twee percelen is daarom een onteigeningsbeschikking vastgesteld. Vervolgens heeft de gemeente een-
Grondslag
De grondslag voor onteigening is terug te vinden in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In een bestemmingsplan opgenomen in het tijdelijk deel zijn de functies ‘verkeer-railverkeer’, ‘fietsenstalling’ en ‘verkeer’ aan de percelen toegekend. De belanghebbende voert aan dat dit niet voldoet als grondslag omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is. Dit is volgens de rechtbank niet het geval. Er is dus wel voldaan aan een grondslag voor onteigening. Wel is het zo dat pas wanneer het bestemmingsplan (opgenomen in het omgevingsplan) onherroepelijk is geworden, de onteigeningsakte door de notaris kan worden opgesteld (art. 11.16 Ow). Dit was door de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak in de Raad van State al eerder vorig jaar bevestigd. -
Wettelijke vormvoorschriften
De onteigeningsbeschikking moet voldoen aan de vormvoorschriften die volgen uit de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieruit volgt onder andere dat de ontwerponteigeningsbeschikking en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage moeten worden gelegd. Een van de verplichte stukken die betrekking heeft op de onteigeningsbeschikking is het logboek waarin de pogingen tot minnelijk overleg zijn opgenomen. Volgens de belanghebbende had het logboek ter inzage moeten zijn gelegd. Hier gaat de rechtbank niet in mee vanwege de persoonsgegevens en financiële gegevens die in het logboek zijn opgenomen. Wel had de gemeente de belanghebbenden de mogelijkheid moeten geven het logboek op te vragen. Omdat het logboek tijdens de rechterlijke procedure alsnog is overgelegd wordt het gebrek door de rechtbank gepasseerd. -
Onteigeningsbelang, noodzaak en urgentie
Het onteigeningsbelang volgt uit het omgevingsplan waarin de beoogde ontwikkeling is mogelijk gemaakt. Het belang bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder de bereikbaarheid van het station en het verhelpen van knelpunten bij het spoor. Ook is sprake van urgentie. Er is namelijk voldaan aan de wettelijke urgentie-eis dat de gronden binnen drie jaar nodig zijn. De gemeente heeft hiervoor voldoende gemotiveerd toegelicht dat de feitelijke werkzaamheden binnen drie jaar van start zullen gaan. Voor perceel 1 is ook aan het noodzaak-criterium voldaan omdat de gemeente een redelijke poging heeft gedaan om het perceel te verwerven door minnelijk overleg. Voor perceel 2 is er echter geen noodzaak meer omdat inmiddels overeenstemming is bereikt om de grond te verkopen in ruil voor een ander stuk grond. Hierdoor bekrachtigt de rechtbank alleen voor perceel 1 de onteigeningsbeschikking.
Concluderend
In deze uitgebreide uitspraak is het toetsingskader voor bekrachtiging van een onteigeningsbeschikking duidelijk uiteengezet door de rechtbank. Het toetsingskader dat volgt uit de Omgevingswet wordt nauw gevolgd door de rechtbank en er wordt ook uitgebreid verwezen naar de
[post_title] => Onteigening onder de Omgevingswet: eerste uitspraak over bekrachtiging door bestuursrechter
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => onteigening-onder-de-omgevingswet-eerste-uitspraak-over-bekrachtiging-door-bestuursrechter
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-08-06 15:34:10
[post_modified_gmt] => 2025-08-06 13:34:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45435
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 24
[max_num_pages] => 3
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] =>
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 15f54c3e64ead03e6ca929d1bfd62884
[query_vars_changed:WP_Query:private] => 1
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:574bc74ee5fcb92f1aac757e02f901a8
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
06 aug 2025
06 apr 2023
09 mrt 2023
11 feb 2022
26 jan 2022
28 mei 2021








