Blog van medewerkers
- de consument moet centraal worden gesteld, en;
- de samenwerking tussen en door marktpartijen moet worden gestimuleerd.
"Corona-verweer"
Dat is een logische en zelfs begrijpelijke gedachte, maar ook een zeer risicovolle. Deze reactie werkt namelijk door in een hele keten van distributie van goederen of diensten. En als iedereen er zo over denkt, dan betaalt straks helemaal niemand meer en komt de economie écht stil te staan. En de reactie is al helemaal geen juridische, want in veel gevallen is het opschorten van betalingsverplichtingen helemaal niet geoorloofd. Laten we het verweer tegen een betalingsverplichting in de zin van “ik krijg zelf niet betaald door de coronacrisis, dus ik kan zelf ook niet meer betalen” eens het “corona-verweer” noemen en er juridisch naar kijken.
Een overeenkomst bindt partijen en de verplichtingen daaruit moeten worden nagekomen. Als de een iets levert, moet de ander daarvoor betalen. Dat is alleen anders onder bijzondere omstandigheden. Enkele van die bijzondere omstandigheden zijn geregeld in de wet. Ons Nederlandse verbintenissenrecht is echter voor het overgrote deel van regelend recht. Dat betekent dat partijen daar zelf bij overeenkomst van af mogen wijken. Ze kunnen als het ware de wet “opzij schuiven” en onderling andere afspraken maken. Of nadere invulling geven aan bepaalde regels. Daarom is het van belang bij het bepalen van de verplichtingen van partijen eerst vast te stellen wat partijen nu eigenlijk precies overeengekomen zijn. Dat ligt vast in de schriftelijke overeenkomst, als die er is. Wanneer slechts sprake is van een mondelinge overeenkomst, wordt het bewijs van wat overeen gekomen is lastig. Vaak maken van een schriftelijke overeenkomst ook algemene inkoop- of verkoopvoorwaarden deel uit, mits geldig overeengekomen. In die algemene voorwaarden is meestal wel geregeld hoe om te aan met bepaalde situaties. In geval van een probleem kan dus op die voorwaarden teruggevallen worden.
Als niets in de schriftelijke overeenkomst geregeld is, moet de wet duidelijkheid geven over ieders verplichtingen in bijzondere situaties, zoals bijvoorbeeld een coronacrisis. Het is dan de vraag of met een beroep op de wet een ondernemer die in de knel komt, zo maar zijn betalingsverplichting kan opschorten. In de meeste gevallen kan dat niet, behoudens uitzonderingen. Of de coronacrisis zo’n uitzondering is, moet per geval beoordeeld worden. Grosso modo wordt in dergelijke gevallen een beroep gedaan op overmacht en onvoorziene omstandigheden. Beide verweren hebben een eigen regeling in de wet.
Bij overmacht gaat het om een tekortkoming in de nakoming van een verplichting, bijvoorbeeld het betalen van een factuur. Als die tekortkoming toe te rekenen is aan de debiteur, dan is het niet betalen van de factuur wanprestatie. Wanneer een tekortkoming echter niet aan de debiteur is toe te rekenen, dan kan sprake zijn van overmacht. Dat is het geval wanneer de tekortkoming niet de schuld is van de debiteur of de tekortkoming niet voor zijn rekening komt. Een ondernemer die vanwege de coronacrisis in betalingsmoeilijkheden komt, zal al snel betogen dat het niet meer kunnen betalen van zijn factuur overmacht is, omdat de coronacrisis niet zijn schuld is. Dat moge zo zijn, maar de coronacrisis is evenmin de schuld van de leverancier die op zijn geld wacht en zijn factuur betaald wil krijgen. Er is ook nog zoiets als ondernemersrisico en het kan dus zijn dat het niet meer kunnen betalen voor rekening en risico van de debiteur moet komen. De hoofdregel blijft immers “afspraak is afspraak” en dat betekent dat er gewoon betaald moet worden, behoudens de bijzondere omstandigheid van overmacht. Dat geldt temeer wanneer de debiteur andere mogelijkheden heeft om te betalen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van steunmaatregelen, aangeboden door overheid en banken. Misschien kan de debiteur voorzien in andere financieringsbronnen, zoals risicokapitaal, of kan de ondernemer zijn privé vermogen aanspreken om toch te kunnen betalen. Overmacht is dus niet zo maar voor de hand liggend.
Overmacht
Een ondernemer die niet meer kan betalen, verkeert in de toestand dat hij daarmee is opgehouden. Dat betekent dat de ondernemer technisch failliet is. Een beroep op overmacht kan de ondernemer dan niet baten. Tenzij wel écht sprake is van overmacht, want dan is de tekortkoming niet aan de debiteur verwijtbaar. Als sprake is van overmacht, dan is geen sprake van een gebrek in de nakoming, en kan ook niet om die reden in gebreke gesteld worden, noch bestaat recht op schadevergoeding. Wel kan nog de overeenkomst ontbonden worden. Of sprake is van overmacht, is tevens afhankelijk van wat partijen daarover hebben afgesproken. Dat gebeurt veelal in de algemene voorwaarden. Als partijen het daar niet over eens worden, zal de rechter moeten beslissen of een terecht beroep op overmacht gedaan is. Het is dus zaak niet te lichtvaardig aan te nemen dat een omstandigheid overmacht oplevert. De coronacrisis lijkt een voor de hand liggend argument te zijn voor een beroep op overmacht, maar dat is het niet. Dit “corona-verweer” zal in lang niet alle gevallen slagen en dan blijven alle wettelijke regels overeind. Dat betekent dat voor de niet betaalde factuur een incassotraject gevolgd kan worden en in het uiterste geval zelfs het faillissement van de debiteur aangevraagd kan worden.Onvoorziene omstandigheden
Een andere wettelijke regeling is die van de onvoorziene omstandigheden. De rechter kan de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of die geheel of deels ontbinden, als de onvoorziene omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst beletten. Van onvoorziene omstandigheden is geen sprake als die omstandigheden volgens de aard van de overeenkomst of verkeersopvattingen voor rekening komt van degene die zich er op beroept. Het moet dan gaan om omstandigheden die bij het aangaan van de overeenkomst niet voorzien waren. Het is hier dus de vraag of partijen bij een overeenkomst de coronacrisis konden voorzien. Natuurlijk kunnen partijen bij het sluiten van een overeenkomst rekening houden met van buiten komende omstandigheden die het blijvend of tijdelijk nakomen van verplichtingen beletten, zoals natuurgeweld, of een andere crisis. Ze kunnen dan een artikel daarover in hun overeenkomst opnemen. Als ze dat nalaten, kan de rechter aannemen dat partijen geen behoefte hadden aan een dergelijke voorziening en gaat de rechter in veel gevallen aan dat verweer voorbij. Aan een geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheden komen partijen maar zelden toe, zo ook in het geval van de coronacrisis. In veel zakelijke relaties is sprake van ongelijke verhoudingen, denk aan een kleine toeleverancier die levert aan een grootwinkelbedrijf. Als de laatste ineens besluit haar betalingstermijn te verlengen van de wettelijke 60 dagen naar 120 dagen, kan dat niet, ook al is de reden daarvoor de coronacrisis. Het grootwinkelbedrijf is net als ieder ander gebonden aan de wettelijke termijn van betaling en kan niet vanwege een dominante marktpositie de spelregels veranderen tijdens de wedstrijd. Dat zou namelijk een eenzijdige wijziging van de overeenkomst zijn en dat is uitgesloten, behoudens een andersluidende regeling in de overeenkomst of algemene voorwaarden. Om die reden pleit MKB Nederland er voor dit soort excessen te voorkomen en roept ze elke Nederlandse ondernemer op zoveel als mogelijk te blijven voldoen aan alle verplichtingen, om zo de economie nog enigszins draaiende te houden. Ondernemers worden daarom opgeroepen op grote schaal gebruik te maken van de financiële faciliteiten die nu gecreëerd worden, om zo toch te kunnen blijven betalen. Niet uit het oog verloren mag worden dat de coronacrisis een gezondheidscrisis is, geen economische crisis, hoewel de economie door de ingrijpende maatregelen hard geraakt wordt. Om te voorkomen dat ondernemingen in de problemen komen en een beroep moeten doen op een oneigenlijk “corona-verweer” is het zaak dat ze in contact blijven met elkaar. Het is verstandig met elkaar te bekijken hoe de crisis door te komen, door afspraken met elkaar te maken, desnoods in een gehele keten. Dat lost tijdelijke problemen op, zonder dat incasso- of andere procedures nodig zijn. Openheid en eerlijkheid zijn dan de sleuteltermen in plaats van overmacht en onvoorziene omstandigheden. Wat een terecht verweer kan lijken, is het vaak niet. Het is daarom verstandig het “corona-verweer” zo lang mogelijk uit te stellen.
[post_title] => Het “Corona-verweer”
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-corona-verweer
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-04-02 17:38:23
[post_modified_gmt] => 2020-04-02 15:38:23
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20120
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 20112
[post_author] => 39
[post_date] => 2020-04-02 11:55:26
[post_date_gmt] => 2020-04-02 09:55:26
[post_content] => Enkele dagen geleden hebben brancheorganisaties Detailhandel Nederland en NRW met verhuurders van IVBN, NRW, Vastgoed Belang en VGO een akkoord gesloten om noodlijdende retailers tegemoet te komen.
De afspraken
De partijen zijn overeengekomen: - De afspraken zijn alleen van toepassing op huurders met een substantiële omzetdaling van ten minste 25%; - Indien huurder en verhuurder kwartaalhuur zijn overeengekomen dan wordt deze kwartaalhuur voor Q2 per 1 april 2020 omgezet in maandhuur; - Indien nodig krijgen huurders uitstel van betaling voor de betaling van de huurprijs van 1 april 2020 tot 20 april 2020. Reeds toegezonden facturen zullen niet worden geïncasseerd tot 20 april 2020; - Tijdens de coronacrisis worden geen boetes en rente gerekend over de uitgestelde huurbetalingen; - Indien overeengekomen hoeven huurders tot eind april niet aan hun exploitatieverplichting te voldoen. Dit mits overlegd met de verhuurder.Polderen
Interessant is om te zien hoe andere partijen met de betalingsproblemen in verband met de coronacrisis omgaan. Bovengenoemde afspraken kunnen een leidraad bieden voor andere partijen die niet bij deze organisaties zijn betrokken. Hoe nu verder? Het is niet uit te sluiten dat deze zullen worden doorgetrokken voor een opvolgende periode. Bovengenoemde partijen hebben echter de wens om voor 20 april 2020 met definitieve oplossingen te komen, waarbij de lasten zo veel mogelijk door beide partijen gedragen dienen te worden. Het akkoord staat overigens haaks op de aankondigingen van enkele grote winkelketens die eenvoudig aankondigden hun huurbetalingen wegens de coronacrisis te zullen opschorten. In een eerdere blog bespraken wij dat het maar de vraag is of huurders hiertoe eenzijdig kunnen overgaan. Beide partijen doen er zodoende goed aan om met elkaar in gesprek te blijven en te zoeken naar maatwerkoplossingen die voor beide partijen tot een bevredigend resultaat kunnen leiden. Huurt of verhuurt u een winkelruimte en wilt u advies of juridische bijstand? Neem dan gerust met onze corona helpdesk contact op via: corona@bg.legal
[post_title] => Akkoord vastgoedeigenaars en retailers vanwege de coronacrisis
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => akkoord-vastgoedeigenaars-en-retailers-vanwege-de-coronacrisis
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-04-03 16:36:56
[post_modified_gmt] => 2020-04-03 14:36:56
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20112
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 20054
[post_author] => 6
[post_date] => 2020-04-01 16:06:05
[post_date_gmt] => 2020-04-01 14:06:05
[post_content] => Er is nu een tekort aan hulpmiddelen. 3D Printing wordt al ingezet, zelfs door ziekenhuizen. Een tijdelijke licentie voor productie van hulpmiddelen kan waarborgen geven voor licentiegever en licentienemer.
Het kan. En het kan veilig. Materiaalfabrikanten werken mee door kennis over materiaal en ontwerpen vrij beschikbaar te stellen. Ook voor fabrikanten die aarzelen om kennis en ontwerpen vrij te geven is er een Oplossing: tijdelijke licentie
In deze Corona crisis is er zo’n grote behoefte aan hulpmiddelen dat fabrikanten die Intellectuele Eigendomsrechten en know how (over materialen en productieproces) hebben, de vraag naar de producten niet alleen aan kunnen. Of ze moeten van ver komen terwijl er nu behoefte aan is. Onder die omstandigheden zou de overheid een dwanglicentie kunnen afgeven. Zie mijn eerder blog daarover. Wij hebben eenWaarom een dergelijke overeenkomst?
Voor de licentiegever: - hij weet wie de producten gaat maken - hij kan ervoor zorgen dat de producten op een goede wijze worden geproduceerd (en dat het dus geen reputatieschade op kan leveren) - hij krijgt een (minimale) royalty vergoeding - er is geheimhouding vastgelegd - er is en non-concurrentie voor ná het einde van de overeenkomst vastgelegd. Voor de licentienemer - hij kan produceren zonder inbreuk te maken op de IP rechten - hij krijgt ook kennis overgedragen waardoor goede producten kunnen worden gemaakt De model tijdelijke licentieovereenkomst is in het Engels opgesteld omdat er veelal sprake is van internationale partijen die erbij betrokken zijn. Het model is geen juridisch advies en is slechts een basisdocument dat nog op maat moet worden gemaakt. Wij adviseren om daar juridisch advies voor in te winnen. Wij helpen daar graag bij. Het model is verkrijgbaar door het invullen van het
[post_title] => Voorbeeld tijdelijke licentie voor productie hulpmiddelen tijdens Corona crisis
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => voorbeeld-tijdelijke-licentie-voor-productie-hulpmiddelen-tijdens-corona-crisis
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-04-03 16:15:09
[post_modified_gmt] => 2020-04-03 14:15:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20054
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 19952
[post_author] => 6
[post_date] => 2020-03-30 11:20:19
[post_date_gmt] => 2020-03-30 09:20:19
[post_content] => In deze
IP bescherming
Doordat er veel coronatesten (Dwanglicentie
Een octrooihouder heeft een exclusief recht. Dit recht is vastgelegd in internationale verdragen (Trade-Related Aspects of Intellectual Property (TRIPs) en in de Rijksoctrooiwet. Wanneer een octrooihouder niet in staat of bereid is om voldoende medicijnen te produceren dan zouden anderen kunnen inspringen. De octrooihouder kan dat verbieden met een beroep op het octrooi. Een uiterste middel is dan de dwanglicentie. Daarmee zouden anderen dan de octrooihouder het medicijn kunnen maken, zonder inbreuk te maken op het octrooi. Een octrooi moet ‘nawerkbaar’ zijn. Op basis van het gepubliceerde octrooi moet een vakman de vinding kunnen toepassen en namaken. De regelgeving maakt een dwanglicentie mogelijk in het geval van een ‘Bedrijfsgeheim
Toch zal de medewerking van de octrooihouder waarschijnlijk nog wel nodig zijn. Deze heeft immers de kennis van en ervaring met materialen, productieproces, etc. Die know how staat niet in het octrooi. Deze know how (bijvoorbeeld een receptuur) kan een bedrijfsgeheim van de octrooihouder zijn. Om bescherming op grond van de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen te kunnen hebben (en houden) moeten bedrijfsgeheimen geheim worden gehouden en moeten er maatregelen worden getroffen om bedrijfsgeheimen geheim te houden. Daar past niet bij het, zonder een overeenkomst met geheimhoudingsbepalingen, aan derden bekend maken van de bedrijfsgeheimen. Mogelijk zou het niet verstrekken van informatie, onder omstandigheden van een nationale noodtoestand, onrechtmatig handelen kunnen optreden. Een rechter zou dan mogelijk, in het kader van een spoedvoorziening, kunnen gebieden om bepaalde informatie, onder bepaalde voorwaarden, ter beschikking te stellen.Vrijwillige tijdelijke licentie
Een alternatief voor een dwanglicentie is mogelijk een3D printing
Een ander voorbeeld zijn de mondkapjes en de gezichtsbeschermers. Kort geleden verscheen een bericht over een Italiaans bedrijf dat een octrooi had op kleppen voor beademingsmachines. Zij konden de productie niet aan. Daarom waren er anderen die metInbreuk op auteursrecht?
Wanneer een product met 3D printing wordt gemaakt, dan is het de vraag of hiermeeConclusie
Wanneer een octrooihouder niet kan voldoen aan de behoefte van producten ten tijde van een crisis, dan zou een dwanglicentie als uiterste middel kunnen worden ingezet. Een alternatief daarvoor is een vrijwillige tijdelijke licentie. Maar daarvoor is de medewerking van de octrooihouder vereist.Wat kunnen wij voor u doen:
- adviseren over de inhoud van licentie overeenkomsten - adviseren over de mogelijkheden van een dwanglicentie - afspraken vastleggen over het, al dan niet tijdelijk, gebruik van kennis/ IP van een ander - optreden tegen inbreukmakers op IP [1] Telegraaf 26 maart 2020, https://www.telegraaf.nl/nieuws/1674144737/farmaceut-roche-speelt-onderhandelingsspel-coronatest [2] Website Roche, https://www.roche.nl/nl/covid-19/roche-deelt-receptuur.html [3] Rechtbank Amsterdam, 30 november 2011 https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2011:CA4035
[post_title] => Tekort materialen corona bestrijding. Is 3D printing of dwanglicentie oplossing?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => gebrek-aan-materialen-bij-corona-bestrijding-biedt-3d-printing-of-een-dwanglicentie-een-oplossing
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-04-03 16:27:36
[post_modified_gmt] => 2020-04-03 14:27:36
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=19952
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 20117
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-03-27 13:54:08
[post_date_gmt] => 2020-03-27 12:54:08
[post_content] => Nieuwbouwwoningen in projecten worden vaak door projectontwikkelaars gerealiseerd. Zij kopen gronden aan, zorgen voor vergunningen en contracteren een aannemer voor het nieuwbouwproject. Vervolgens wordt de gronden door de projectontwikkelaar verkocht aan kopers die dan met de bewuste aannemer een aparte aannemingsovereenkomst aangaan om op de aldus aangekochte gronden de desbetreffende nieuwbouwwoningen te realiseren
De vraag is wie in dit soort driehoeksverhoudingen bij projectmatige nieuwbouw de Aannemer verantwoordelijk
Uit jurisprudentie van de Raad van Arbitrage voor de Bouw blijkt dat de aannemer in gevallen als deze verantwoordelijk wordt gehouden voor het ontwerp. Het bestek en de tekeningen zijn niet afkomstig van de opdrachtgever/koper. Bij projectmatige bouw heeft de opdrachtgever/koper dus geen bemoeienis met de totstandkoming van het ontwerp van de nieuwbouwwoning. De aannemer voert het werk uit op basis van de documenten afkomstig van de projectontwikkelaar. Het gevolg hiervan is dus dat in de rechtsverhouding tussen opdrachtgever/koper en de aannemer, laatstgenoemde verantwoordelijk is voor het ontwerp.Schadevergoeding
Wanneer door fouten in het ontwerp de aannemer schadevergoeding moet betalen aan de opdrachtgever/koper of de herstelwerkzaamheden op eigen kosten moet verrichten, kan de aannemer proberen zijn schade te verhalen op de projectontwikkelaar. Of dat lukt zal vooral afhankelijk zijn van het contract tussen de projectontwikkelaar en de aannemer. Vaak is in dit soort contracten de aansprakelijkheid van de projectontwikkelaar waar het de aanneming van het werk betreft uitgesloten.
[post_title] => Ontwerpverantwoordelijkheid aannemer projectmatige nieuwbouw
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ontwerpverantwoordelijkheid-aannemer-projectmatige-nieuwbouw
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-04-02 13:57:29
[post_modified_gmt] => 2020-04-02 11:57:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20117
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 19963
[post_author] => 6
[post_date] => 2020-03-27 13:25:24
[post_date_gmt] => 2020-03-27 12:25:24
[post_content] => Hoe kan een domeinnaam worden opgeëist van een andere partij? In dit artikel lichten wij toe hoe overdracht van een domeinnaam gevorderd kan worden.
Wanneer is overdracht nodig
Domeinnamen met de .nl extensie worden geregistreerd bij het SIDN. Deze organisatie beheert alle domeinnamen in Nederland. De persoon of organisatie die in het register van het SIDN als houder van een domeinnaam is geregistreerd, wordt vermoed ‘eigenaar’ van de domeinnaam te zijn. Lees hier meer over het eigendom van domeinnamen.
Hoe gaat dat in zijn werk?
Om met succes een domeinnaam te kunnen opeisen moetenProcedure SIDN
Als je een eis bij het SIDN instelt moet je de volgende drie punten aanvoeren:- Dat de domeinnaam
identiekis aan jouw merk of handelsnaam. Het is ook voldoende als de domeinnaamzodanig overeenstemtmet jouw merk of handelsnaam dat daardoor verwarring kan ontstaan. Let op: er moet dus sprake zijn van gevaar voor verwarring. Het is niet nodig om aan te tonen dat er al verwarring is ontstaan. Als er al verwarring bij het online publiek is ontstaan is dat natuurlijk wel nuttig om te vermelden. Dat bevestigt namelijk dat het online publiek niet (meer) het onderscheid kan maken tussen verschillende ondernemingen. - Ten tweede moet je onderbouwen dat de andere partij geen recht heeft op de domeinnaam, bijvoorbeeld omdat er inbreuk wordt gemaakt op jouw merk of handelsnaam. Of dat de andere partij
geen legitiem belangheeft bij de domeinnaam. Een legitiem belang ontbreekt bijvoorbeeld als je de term ‘Lego’ in de domeinnaam gebruikt, terwijl je geen Lego verkoopt. - Ten slotte moet de domeinnaam
te kwader trouwzijn geregistreerd of worden gebruikt. Doel van de registratie is dan bijvoorbeeld meeliften op andermans succes. Of doen alsof er een economisch verband bestaat tussen partijen. Soms registreren organisaties ook domeinnamen met als enige doel de domeinnaam voor een groot bedrag te verkopen. Ook dat is registratie te kwader trouw. De domeinnaam wordt in dat geval niet echt gebruikt. Commercieel voordeel is het enige doel.
Verloop procedure SIDN
Conclusie
Het opeisen van een domeinnaam kan in sommige gevallen nuttig of zelfs nodig zijn. Wil je overdracht van een domeinnaam vorderen? Dan heb je de keuze tussen een procedure bij de rechtbank of het SIDN. Daarbij geldt dat de procedure bij het SIDN aanzienlijk goedkoper en sneller is. Meer weten over hetRegistreren beeldmerk
Het is mogelijk om een logo te registeren als beeldmerk in de Benelux, binnen Europa of internationaal. Je kan een beeldmerkWanneer is er sprake van onderscheidend vermogen?
Hier is geen pasklaar antwoord op te geven. Gelukkig zijn er criteria waaraan getoetst wordt om te beoordelen of er sprake is van voldoendeWat ging er mis bij Balmain?
Balmain wilde het logo gebruiken voor op haar knopen, machnetknopen en juwelen. De EU General Court stelde dat er op de markt al veel soortgelijke producten bestaan: het aangevraagde merk verschilt niet significant van de norm of de gewoonten in de sector.
[post_title] => Merkinschrijving Balmain faalt
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => merkinschrijving-balmain-faalt
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-03-20 14:10:13
[post_modified_gmt] => 2020-03-20 13:10:13
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=19911
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 19895
[post_author] => 39
[post_date] => 2020-03-18 17:35:17
[post_date_gmt] => 2020-03-18 16:35:17
[post_content] => Het coronavirus (Covid-19) heeft steeds zwaardere gevolgen voor de Nederlandse samenleving. Op 15 maart 2020 besloot het kabinet ongekend zware maatregelen te nemen. Naast bijvoorbeeld scholen, kinderopvang en sportclubs, besloot het kabinet ook dat alle cafés, restaurants en andere horecagelegenheden klokslag 18:00 uur moesten sluiten.
Het coronavirus en de door het kabinet genomen maatregelen kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor huurders en verhuurders, specifiek voor bedrijfsruimten. Een veelgehoorde vraag is voor wiens rekening de gevolgen van het coronavirus en de door het kabinet genomen maatregelen komen. Kan van een huurder verlangd worden dat hij de huur blijft doorbetalen? Indien het gehuurde wordt gesloten, is de verhuurder dan aansprakelijk?
Sluiting van de gehuurde ruimte
Er zijn grofweg twee scenario’s denkbaar. Ofwel de overheid besluit om de gehuurde bedrijfsruimte te sluiten, ofwel de verhuurder besluit dit uit eigen beweging te doen. In beide gevallen geldt dat een verhuurder de verplichting heeft om het gehuurde ter beschikking te stellen en te houden en verplicht is om gebreken aan de gehuurde bedrijfsruimte te verhelpen. De definitie van een ‘gebrek’ is geregeld in artikel 7:204 BW en bepaalt dat een gebrek een staat of eigenschap van het gehuurde of andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid is, waardoor de gehuurde bedrijfsruimte aan de huurder niet het genot verschaft dat de huurder bij het aangaan van de huurovereenkomst mocht verwachten van een goed onderhouden zaak. Het is voor huurders en verhuurders echter mogelijk om het begrip ‘gebrek’ in de huurovereenkomst nader uit te werken. Van deze mogelijkheid wordt veelvuldig gebruik gemaakt. Bij de veelgebruikte ROZ voorwaarden staan er verspreid over de algemene bepalingen diverse bepalingen die regelen wanneer iets wel of niet als gebrek wordt gezien. Het is derhalve raadzaam om in een dergelijke situatie altijd de huurovereenkomst en eventueel toepasselijke algemene voorwaarden te raadplegen. Vanwege een sluiting van de bedrijfsruimte verschaft verhuurder van de bedrijfsruimte geen genot aan de huurder. Dit kan mogelijk anders liggen als de gebrekenregeling in de huurovereenkomst nader is gedefinieerd. Indien dit niet het geval is, is de verhuurder in beginsel verplicht om het gebrek te verhelpen. Dit is slechts anders indien herstel onmogelijk blijkt of onredelijk hoge kosten met zich brengt. De verplichting om te herstellen staat echter los van de mogelijkheid om in geval van een gebrek bijvoorbeeld aanspraak te maken op (tijdelijke) huurprijsvermindering of schadevergoeding. De tekortkoming – het niet ter beschikking stellen van het gehuurde – dient echter wel aan de verhuurder te worden toegerekend wil de huurder aanspraak kunnen maken op schadevergoeding. Indien de ROZ voorwaarden van toepassing zijn op de huurovereenkomst, geldt dat het recht op schadevergoeding wegens een gebrek is uitgesloten. Het vereiste van toerekenbaarheid geldt niet voor een vordering tot huurprijsvermindering. Indien het gebrek voldoende ernstig is en de verhuurder bekend is met het gebrek, dan is dit in de regel voldoende om een huurvermindering te rechtvaardigen. Dit kan anders liggen als het gebrek onder de gegeven omstandigheden voor rekening komt van de huurder. De verhuurder is dan immers op grond van artikel 7:204 BW niet gehouden om tot herstel over te gaan. Hoewel de uitbraak van het coronavirus een unieke situatie is en zich geen vergelijkbare rechtspraak voordoet, is verdedigbaar dat sluiting van een huurpand vanwege een dwingende overheidsmaatregel niet volledig voor rekening dient te komen van een der partijen. Dit kan anders liggen indien de verhuurder zelfstandig bepaalt dat hij de gehuurde bedrijfsruimte sluit. Ook daar is het in bepaalde omstandigheden denkbaar dat, al dan niet uit goed verhuurderschap, een pandsluiting te rechtvaardigen is en om die reden niet, althans niet volledig voor rekening komt voor de verhuurder. Overigens merk ik zijdelings op dat het recht om de huurbetalingen op te schorten in veel gevallen – in ieder geval in de ROZ voorwaarden – is uitgesloten.De verplichting tot betaling van de huurprijs
Het is goed voorstelbaar dat er situaties zijn waarbij de huurder – wegens de opgelegde maatregelen – in de problemen komt of dreigt te komen met het voldoen van de huurprijs. Is de huurder te allen tijde verplicht om de huurprijs te betalen? Een huurder dient in beginsel zijn huurpenningen te voldoen. Het niet voldoen levert een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst op. Dit kan anders liggen als er sprake is van overmacht of onvoorziene omstandigheden. Van overmacht op basis van de wet is sprake in geval van een gebeurtenis die het onmogelijk maakt om de overeengekomen verplichtingen na te komen. Deze gebeurtenis dient buiten de macht te liggen van degene die zich op overmacht beroept. Het enkele feit dat het voor een huurder moeilijker is om betalingen te verrichten rechtvaardigt geen beroep op overmacht. Er moet sprake zijn van een uitzonderlijke situatie en die situatie moet het onmogelijk maken om de verplichtingen na te komen. Het is verdedigbaar dat het coronavirus in specifieke gevallen een uitzonderlijke situatie vormt. Om een geslaagd beroep te doen op overmacht op grond van de wet is tevens vereist dat het coronavirus het in de gegeven omstandigheden onmogelijk maakt om de verplichtingen na te komen en er geen alternatieven voorhanden zijn. Dit zal moeten worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Het mag van de huurder verlangd worden om naar alternatieven te zoeken. Denk hierbij aan het aantrekken van financiering. Het kabinet heeft op 17 maart 2020 een noodpakket afgekondigd, waardoor ondernemers sneller een tijdelijk krediet kunnen krijgen. Tot slot is van belang is om in ogenschouw te nemen dat een eventueel geslaagd beroep op overmacht de bevoegdheid om de huurovereenkomst te ontbinden niet in de weg staat. Het is echter de vraag of de rechter in de gegeven omstandigheden besluit dat ontbinding gerechtvaardigd is. Indien geen sprake is van overmacht, kan er mogelijk wel sprake zijn van onvoorziene omstandigheden die zodanig zijn dat de verhuurder op grond van de redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding niet mag verwachten. In dat geval kan de overeenkomst worden gewijzigd of geheel of gedeeltelijk worden ontbonden. In de rechtspraak is bepaald dat de rechter hier erg terughoudend aan dient te toetsen. Of een huurder die wegens een dwingende overheidsmaatregel zijn onderneming niet kan exploiteren (zoals horecagelegenheden) met succes een beroep kan doen op onvoorziene omstandigheden hangt sterk af van de omstandigheden van het geval. De wettelijke regeling is van regelend recht. Partijen kunnen dus bij overeenkomst andersluidende afspraken maken. Het is derhalve raadzaam om de huurovereenkomst aandachtig door te nemen. De ROZ voorwaarden bevatten geen bijzondere bepalingen over overmacht of onvoorziene omstandigheden. Voor meer informatie/vragen over Corona: zie onze Q&A of mail naar onze helpdesk: corona@bg.legal
[post_title] => De gevolgen van het coronavirus voor de huurovereenkomst
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-gevolgen-van-het-coronavirus-voor-de-huurovereenkomst
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-03-19 10:51:50
[post_modified_gmt] => 2020-03-19 09:51:50
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=19895
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 19858
[post_author] => 19
[post_date] => 2020-03-17 10:01:49
[post_date_gmt] => 2020-03-17 09:01:49
[post_content] => Het regende afgelopen weken afgelastingen als gevolg van het Coronavirus. Voor veel evenementen is een vergunning verleend, de ‘evenementenvergunning’. Vanwege het Coronavirus hebben gemeenten zich genoodzaakt gezien evenementen waarvoor een vergunning is verleend, af te gelasten. Dat kan door gebruik te maken van de Noodverordening of eventueel door intrekking van een vergunning. Deze afgelastingen zijn voor veel organisaties een behoorlijke financiële strop. Maar kunnen zij met hun schade bij de gemeente terecht?
Vergunning nog in aanvraag
Allereerst: we gaan ervan uit dat de vergunningen zijn verleend. De volksgezondheid is in de regel een grond om een evenementenvergunning te weigeren [vaak art. 1:8 APV, de weigeringsgronden]. De meeste vergunningen zijn echter al weken of maanden geleden verleend en onherroepelijk. Dat betekent dat de vergunning niet meer op die grond geweigerd kan worden. Dat wil niet zeggen dat de vergunning niet ingetrokken kan worden of, wat nu op grote schaal gebeurt, het evenement alsnog kan worden afgelast en verboden kan worden op grond van een Noodverordening. Hoewel veel evenementen worden afgelast op grond van een Noodverordening, is het intrekken van een vergunning op grond van bijvoorbeeld bescherming van de volksgezondheid niet uitgesloten.Vergunning verleend: intrekking
De vergunning kan ingetrokken worden. Dat betekent feitelijk een ‘afgelasting’: zonder vergunning geen evenement. Die intrekking kan gebaseerd zijn op de Algemene Plaatselijke Verordening [‘APV’]. Veel gemeenten hanteren daarvoor hetzelfde model. In dat model is in de regel de navolgende bepaling opgenomen: Op grond van de verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist. Op grond van onder meer deze bepaling kan het bevoegde gezag de evenementenvergunning intrekken vanwege een ‘verandering van omstandigheden’. Het Coronavirus voldoet aan deze bepaling. Het gaat immers om een nieuwe, na vergunningverlening, voorgedane omstandigheid. De intrekking is noodzakelijk ter bescherming van bezoekers aan het evenement, ter voorkoming van verdere besmetting. Vaak hebben gemeenten ook beleid waarin nadere regels zijn gesteld over het verlenen en intrekken van vergunningen. Ook de Gemeentewet biedt de mogelijkheid om een vergunning in te trekken wanneer de volksgezondheid in het geding is. Tegen een dergelijk intrekkingsbesluit kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Indien geen gebruik wordt gemaakt van die mogelijkheid, kan achteraf het intrekkingsbesluit niet meer aan de rechter worden voorgelegd. Oplettendheid is hier dus vereist! Het ongebruikt laten verstrijken van de termijn, betekent dat het besluit ‘formele rechtskracht’ krijgt. Dat betekent dat een rechter uitgaat van de juistheid van het besluit. Zelfs als achteraf komt vast te staan dat ten onrechte de evenementenvergunning is ingetrokken vanwege het Coronavirus. Daar moeten organisaties zich dus bewust van zijn. Ook een civiele rechter zal in zo’n geval – wanneer bijvoorbeeld schadevergoeding wordt gevorderd – uitgaan van een juist intrekkingsbesluit.Is de gemeente aansprakelijk voor de schade?
Er zijn twee wegen te bewandelen wanneer een organisator de schade vergoed wil krijgen van de gemeente.- De gang naar de civiele rechter: onrechtmatige daad [onrechtmatig besluit]
- Nadeelcompensatie [rechtmatig besluit]
Noodverordening
Zoals in de inleiding al aangegeven, is er in veel gemeenten een Noodverordening van kracht. Die Noodverordening is weer het gevolg van een besluit van de minister. Die Noodverordening geeft burgemeesters de bevoegdheid om op grond van Gemeentewet alle evenementen geduid in die verordening af te gelasten. Het overtreden van die Noodverordening is een strafbaar feit. In dit geval gaat het om evenementen met meer 100 bezoekers. Hoewel de Noodverordening zelf niet vatbaar is voor bezwaar of beroep, kan een gemeente nog steeds onrechtmatig handelen tegen een organisator door een evenement af te gelasten. Het gebruik van de Noodverordening kan onrechtmatig zijn. Daarvoor zal een organisator zich in eerste instantie tot de civiele rechter moeten wenden. De grondslag van de vordering is de onrechtmatige daad: het niet vergoeden van de onevenredige schade maakt de overheidshandeling onrechtmatig. Dat lijkt dus sterk op de eerder genoemde ‘nadeelcompensatie’ bij intrekking van de vergunning.Relevantie voor de praktijk
Het Coronavirus vraagt om oplettendheid van organisatoren van evenementen. Gelet op de ongebruikelijke situatie is het voorstelbaar dat [bezwaar]termijnen ongebruikt verstrijken. Dat kan in het kader van een latere schadevergoedingsvordering grote gevolgen hebben.Het Coronavirus leidt tot een unieke situatie. Dat betekent ook dat er nog geen rechtspraak is. De schade die het virus veroorzaakt – los van al het leed in het kader van de gezondheid – zal naar verwachting enorm zijn. Het is de vraag wie die schade moet dragen. Ook indien alle evenementen terecht zijn afgelast. Het is zeker denkbaar dat ondernemers onevenredig benadeeld worden en dat het gepast is dat een zekere vorm van compensatie wordt toegekend. Dat is van belang bij zowel toepassing van de Noodverordening als intrekking van een evenementenvergunning.- In het geval waarin gebruik is gemaakt van een Noodverordening, zal de ondernemer zich in eerste instantie moeten wenden tot de civiele rechter. In de gemeente ’s-Hertogenbosch en andere Brabantse gemeentes zal dat veelal het geval zijn, omdat de Noodverordening van kracht is.
- In het geval van een intrekking van een evenementenvergunning, kan de organisator zich ook wenden tot de bestuursrechter. Van belang is dat tijdig bezwaar wordt gemaakt en eventueel al meteen een verzoek tot nadeelcompensatie wordt ingediend.
[post_title] => Afgelasting evenement door Coronavirus: Is gemeente aansprakelijk?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => afgelasting-evenement-door-coronavirus-is-gemeente-aansprakelijk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-03-17 11:32:09
[post_modified_gmt] => 2020-03-17 10:32:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=19858
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 20151
[post_author] => 26
[post_date] => 2020-04-08 14:04:26
[post_date_gmt] => 2020-04-08 12:04:26
[post_content] => Op 27 januari 2020 verscheen een rapport over de problemen en kansen die zich voordoen nu moderne auto's steeds meer elektronische data produceren.[1] Wat is de aanleiding van het rapport?
Naar verwachting zullen in 2023 vrijwel alle nieuwe auto’s met het internet verbonden zijn en via het internet data delen (‘connectiviteit’). De hoeveelheid data die op deze wijze wordt verkregen is groot. Zogeheten connectieve auto’s produceren omstreeks 25 gigabyte aan data per gereden uur. Deze data biedt niet alleen inzicht in de prestaties en status van de auto, maar bijvoorbeeld ook in het rijgedrag van de bestuurder en verkeerssituaties. De partijen die de data houden, verkrijgen daardoor in rap tempo een enorm sterke positie.
Roep om aanvullende wetgeving
Andere betrokkenen in de automobielbranche, met name dienstverleners, verkrijgen zelf geen data. De afhankelijkheid van de betrokkenen die wel data verkrijgen, zoals autofabrikanten of softwaremakers, neemt daarmee toe. Als argument wordt aangevoerd dat het gebrek aan het delen van date effectieve competitie belemmert. De houders van de data wensen hun waardevolle (en competitiegevoelige) data ook niet zomaar te openbaren. Vanuit dienstverleners bestaat de roep om aanvullende wetgeving die verplicht tot het delen van data.Publiek belang
In de Nederlandse visie op datadeling tussen bedrijven heeft de overheid zichzelf als taak gesteld het delen van data tussen bedrijven vooral te stimuleren. Overheidsingrijpen door middel van het creëren van regelgeving vindt pas plaats als er een duidelijk publiek belang bestaat.[2] De onderzoekscommissie concludeert dat er sprake is van een duidelijk publiek belang. Immers draagt het delen van deze data bij aan verkeersveiligheid en – management. Het delen van data biedt Nederlandse ondernemingen niet alleen meer kansen, maar ook de bedreiging voor de dienstverleners in de automobielbranche wordt weggehaald. Het laatste argument is de bescherming van de privacy van de bestuurder van het voertuig. De onderzoekscommissie volgt daarmee ook het standpunt van de Europese Commissie. De onderzoekscommissie introduceert vervolgens enkele hoofdlijnen ter bevordering van de toegang tot voertuigdata en interfaces. De belangrijkste punten zijn:- de consument moet centraal worden gesteld, en;
- de samenwerking tussen en door marktpartijen moet worden gestimuleerd.
08 apr 2020
02 apr 2020
27 mrt 2020
20 mrt 2020






