Blog van medewerkers
- de aangesproken relschopper maakt
deeluit van eengroep; - hij of één van de andere relschoppers heeft
schadeveroorzaakt (maakt niet uit wie); - de kans op de schade bij de rellen is zó groot, dat de relschopper de overige relschoppers
tegen had moeten houden; - de schade kan de relschopper worden
toegerekend.
Vragen
Wilt u meer informatie over groepsaansprakelijkheid of geheel vrijblijvend een eersteEerste vraag is: wat is het verpandingsverbod en waarom wordt het afgeschaft?
In het Burgerlijk Wetboek staat dat eigendom kan worden overgedragen, ook eenPandrecht
Dat houdt verband met deVerpandingsverbod
In het verleden is over deze materie regelmatig geprocedeerd. Er zijn twee arresten van deWetsvoorstel
Met het laatste arrest waren banken weer even geholpen, want in vrijwel geen enkele
[post_title] => Het verpandingsverbod wordt afgeschaft
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-verpandingsverbod-wordt-afgeschaft
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-06-10 12:21:44
[post_modified_gmt] => 2020-06-10 10:21:44
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20829
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 20205
[post_author] => 7
[post_date] => 2020-04-14 16:08:34
[post_date_gmt] => 2020-04-14 14:08:34
[post_content] => In tijden van crisis blijken processen ineens veel sneller doorlopen te kunnen worden dan onder normale omstandigheden. Uitzonderlijke omstandigheden als de corona-crisis vragen om uitzonderlijke beslissingen en besluitvormingsprocessen. De overheid heeft snel en slagvaardig gereageerd op de crisis door een aantal maatregelen af te kondigen om de verspreiding van het corona-virus in te dammen. De meest ingrijpende is de “intelligente lock-down” waarvan het samenscholingsverbod deel uit maakt. Dat is goed bedacht, want veel mensen tegelijk in een kleine ruimte speelt het virus in de kaart. Tegelijkertijd heeft dit verbod consequenties die aan de andere kant weer moeten worden opgevangen, omdat anders cruciale maatschappelijke processen spaak lopen. Denk bijvoorbeeld aan jaarvergaderingen van verenigingen en (besloten) vennootschappen, die verplicht door de wet of statuten moeten worden gehouden. Die moeten liefst wel door gaan, te meer omdat er een goed alternatief is om dat ook te garanderen. Er zijn veel mogelijkheden om elektronisch, langs digitale weg te vergaderen met groepen mensen en de apps die daarvoor ontwikkeld zijn, worden op grote schaal gebruikt. Punt is alleen wel dat de wet en veel statuten ingericht zijn op fysiek vergaderen met een face-2-face contact. Dat kan nu even niet, en om te voorkomen dat aversie van sommige mensen tegen digitaal vergaderen deze oplossing verstoort, grijpt de overheid ook hier in met een spoedwet.
Spoedwet
Op 8 april 2020 is bij de Tweede Kamer de spoedwet ingediend onder de naam “Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid”. De wet is tijdelijk omdat die vervalt op 1 september 2020. Hoewel, er is een mogelijkheid van verlenging met steeds twee maanden, als de omstandigheden op 1 september en daarna daar om vragen. De spoedwet zal versneld worden aangenomen en op sommige onderdelen zelfs met terugwerkende kracht tot 23 maart 2020 van kracht worden. De wet behelst bestuurders van rechtspersonen de mogelijkheid te geven om te beslissen dat cruciale vergaderingen digitaal langs elektronische weg plaats vinden, om zo rechtsgeldige besluitvorming mogelijk te maken. Denk aan het goedkeuren van een jaarrekening, het aanstellen van bestuurders, of het voorzien in goedkeuring van een toezichthouder of aandeelhouder.
Rechtsgeldige besluiten
De wet stelt de voorwaarde dat deelnemers aan de digitale vergadering vooraf hun vragen in kunnen dienen en gaat als hoofdregel uit van 72 uur. Alle vergadergerechtigden moeten kunnen deelnemen aan de vergadering, maar als dat niet volmaakt lukt, kunnen toch rechtsgeldige besluiten genomen worden. De voorzitter van de vergadering krijgt de bevoegdheid staande de vergadering de orde te bepalen en kan bepalen dat stemming over bepaalde besluiten vóór de vergadering schriftelijk gedaan kan worden. Statutaire bepalingen die een fysieke bijeenkomst voorschrijven, worden buiten werking gesteld. Het bestuur kan ook besluiten de termijn voor het goedkeuren van een jaarrekening te verlengen, waarvan de termijn afhankelijk is van het type rechtspersoon. Dat besluit is dus niet langer voorbehouden aan de algemene vergadering. Zelfs de bestuurdersaansprakelijkheid als gevolg van het niet tijdig publiceren van de jaarrekening wordt buiten werking gesteld, als dat het gevolg is van de corona-crisis. In afwijking van de overige artikelen, vervalt dit deel zelfs pas op 1 september 2023.Digitale notariële akten
Naast deze maatregelen voor rechtspersonen, regelt de wet ook dat notariële akten door de notaris mogen worden verleden zonder fysieke aanwezigheid van de comparanten en mag het passeren van de akte langs digitale weg plaats vinden. De notaris maakt daarvan in zijn akte aantekening. Zelfs mag de notaris via dit digitale middel de identiteit van de comparant aan de andere kant van het communicatiemiddel vaststellen.Digitale zittingen
Tenslotte regelt de wet dat zittingen in civiele, bestuursrechtelijke en strafzaken, ook digitaal gehouden kunnen worden, zonder de fysieke aanwezigheid van partijen, getuigen of verdachten. De Rechtspraak had zelf deze maatregel al ingesteld bij schrijven van 2 april 2020, waarbij bepaald was dat de landelijke procesreglementen aangepast zouden worden en zittingen niet meer fysiek door zouden gaan. Voor faillissementen werd al aangekondigd dat zittingen alleen nog per digitale verbinding zouden worden gehouden, omdat bepaalde cruciale zittingen nu eenmaal door moeten gaan.Slagvaardig en voortvarend
De conclusie van deze tijdelijk wet moet zijn dat de overheid bereid en in staat is in te grijpen op normale, ingeburgerde processen waar dat nodig is en wel op zeer korte termijn. Normaal gesproken zouden dergelijke wetgevingstrajecten een lange doorlooptijd hebben, nu is dat anders. Er moet slagvaardig en voortvarend bestuurd worden en dat vergt ingrijpende maatregelen, die een wettelijke basis nodig hebben. Vanaf 1 september 2020 kan bezien worden hoe tijdelijk tijdelijk is.
[post_title] => Tijdelijke wet elektronisch vergaderen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => tijdelijke-wet-elektronisch-vergaderen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-04-14 16:11:15
[post_modified_gmt] => 2020-04-14 14:11:15
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20205
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 20120
[post_author] => 7
[post_date] => 2020-04-02 17:27:48
[post_date_gmt] => 2020-04-02 15:27:48
[post_content] => Wat de wereld overkomt in “corona-tijd” is bizar en gaat een normaal voorstellingsvermogen te boven. Het grootschalige en rigoureuze overheidsingrijpen om verspreiding van het virus in te dammen raakt vrijwel iedereen. Het is ook niet de vraag of men die maatregelen zal accepteren, het is een voldongen feit dat ze er zijn en ondernemers hebben het er mee te doen. De consequenties zijn per branche verschillend. Supermarkten maken monsteromzetten, vergelijkbaar met die rond kersttijd, horeca is dicht en maakt een omzetval van 100% mee. Binnen die extremen bevinden zich veel ondernemingen die geraakt worden door de maatregelen en daar last van hebben, de een meer dan de ander. De overheid probeert met financiële toezeggingen de economie aan de gang te houden en faillissementen en daarmee banenverlies te voorkomen. Corona moet vooral een tijdelijke crisis blijven, waarna de economie een doorstart maakt.
Zo simpel als het lijkt, is het onder het maaiveld vaak niet. Veel ondernemingen hadden helemaal niet zoveel spek op de botten om een uitschakeling te kunnen verwerken, ook al is die maar tijdelijk. Veel ondernemingen draaien elke maand quitte en kunnen net aan de vaste verplichtingen voldoen, waarna de ondernemer genoegen moet nemen met een ondernemersbeloning die schraal afsteekt tegen het ondernemersrisico wat daar tegenover staat. Wat gebeurt er met die ondernemingen als ze in de crisis terecht komen? Hebben zij wel de armslag om het zo lang uit te zingen tot de euro’s, die de overheid in het vooruitzicht gesteld heeft, daadwerkelijk afkomen? Dat is in veel gevallen niet zo en om de periode tot aan de betaling van de noodsteun te overbruggen, kan de ondernemer maar één ding doen: stoppen met betalen.
"Corona-verweer"
Dat is een logische en zelfs begrijpelijke gedachte, maar ook een zeer risicovolle. Deze reactie werkt namelijk door in een hele keten van distributie van goederen of diensten. En als iedereen er zo over denkt, dan betaalt straks helemaal niemand meer en komt de economie écht stil te staan. En de reactie is al helemaal geen juridische, want in veel gevallen is het opschorten van betalingsverplichtingen helemaal niet geoorloofd. Laten we het verweer tegen een betalingsverplichting in de zin van “ik krijg zelf niet betaald door de coronacrisis, dus ik kan zelf ook niet meer betalen” eens het “corona-verweer” noemen en er juridisch naar kijken.
Een overeenkomst bindt partijen en de verplichtingen daaruit moeten worden nagekomen. Als de een iets levert, moet de ander daarvoor betalen. Dat is alleen anders onder bijzondere omstandigheden. Enkele van die bijzondere omstandigheden zijn geregeld in de wet. Ons Nederlandse verbintenissenrecht is echter voor het overgrote deel van regelend recht. Dat betekent dat partijen daar zelf bij overeenkomst van af mogen wijken. Ze kunnen als het ware de wet “opzij schuiven” en onderling andere afspraken maken. Of nadere invulling geven aan bepaalde regels. Daarom is het van belang bij het bepalen van de verplichtingen van partijen eerst vast te stellen wat partijen nu eigenlijk precies overeengekomen zijn. Dat ligt vast in de schriftelijke overeenkomst, als die er is. Wanneer slechts sprake is van een mondelinge overeenkomst, wordt het bewijs van wat overeen gekomen is lastig. Vaak maken van een schriftelijke overeenkomst ook algemene inkoop- of verkoopvoorwaarden deel uit, mits geldig overeengekomen. In die algemene voorwaarden is meestal wel geregeld hoe om te aan met bepaalde situaties. In geval van een probleem kan dus op die voorwaarden teruggevallen worden.
Als niets in de schriftelijke overeenkomst geregeld is, moet de wet duidelijkheid geven over ieders verplichtingen in bijzondere situaties, zoals bijvoorbeeld een coronacrisis. Het is dan de vraag of met een beroep op de wet een ondernemer die in de knel komt, zo maar zijn betalingsverplichting kan opschorten. In de meeste gevallen kan dat niet, behoudens uitzonderingen. Of de coronacrisis zo’n uitzondering is, moet per geval beoordeeld worden. Grosso modo wordt in dergelijke gevallen een beroep gedaan op overmacht en onvoorziene omstandigheden. Beide verweren hebben een eigen regeling in de wet.
Bij overmacht gaat het om een tekortkoming in de nakoming van een verplichting, bijvoorbeeld het betalen van een factuur. Als die tekortkoming toe te rekenen is aan de debiteur, dan is het niet betalen van de factuur wanprestatie. Wanneer een tekortkoming echter niet aan de debiteur is toe te rekenen, dan kan sprake zijn van overmacht. Dat is het geval wanneer de tekortkoming niet de schuld is van de debiteur of de tekortkoming niet voor zijn rekening komt. Een ondernemer die vanwege de coronacrisis in betalingsmoeilijkheden komt, zal al snel betogen dat het niet meer kunnen betalen van zijn factuur overmacht is, omdat de coronacrisis niet zijn schuld is. Dat moge zo zijn, maar de coronacrisis is evenmin de schuld van de leverancier die op zijn geld wacht en zijn factuur betaald wil krijgen. Er is ook nog zoiets als ondernemersrisico en het kan dus zijn dat het niet meer kunnen betalen voor rekening en risico van de debiteur moet komen. De hoofdregel blijft immers “afspraak is afspraak” en dat betekent dat er gewoon betaald moet worden, behoudens de bijzondere omstandigheid van overmacht. Dat geldt temeer wanneer de debiteur andere mogelijkheden heeft om te betalen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van steunmaatregelen, aangeboden door overheid en banken. Misschien kan de debiteur voorzien in andere financieringsbronnen, zoals risicokapitaal, of kan de ondernemer zijn privé vermogen aanspreken om toch te kunnen betalen. Overmacht is dus niet zo maar voor de hand liggend.
Overmacht
Een ondernemer die niet meer kan betalen, verkeert in de toestand dat hij daarmee is opgehouden. Dat betekent dat de ondernemer technisch failliet is. Een beroep op overmacht kan de ondernemer dan niet baten. Tenzij wel écht sprake is van overmacht, want dan is de tekortkoming niet aan de debiteur verwijtbaar. Als sprake is van overmacht, dan is geen sprake van een gebrek in de nakoming, en kan ook niet om die reden in gebreke gesteld worden, noch bestaat recht op schadevergoeding. Wel kan nog de overeenkomst ontbonden worden. Of sprake is van overmacht, is tevens afhankelijk van wat partijen daarover hebben afgesproken. Dat gebeurt veelal in de algemene voorwaarden. Als partijen het daar niet over eens worden, zal de rechter moeten beslissen of een terecht beroep op overmacht gedaan is. Het is dus zaak niet te lichtvaardig aan te nemen dat een omstandigheid overmacht oplevert. De coronacrisis lijkt een voor de hand liggend argument te zijn voor een beroep op overmacht, maar dat is het niet. Dit “corona-verweer” zal in lang niet alle gevallen slagen en dan blijven alle wettelijke regels overeind. Dat betekent dat voor de niet betaalde factuur een incassotraject gevolgd kan worden en in het uiterste geval zelfs het faillissement van de debiteur aangevraagd kan worden.Onvoorziene omstandigheden
Een andere wettelijke regeling is die van de onvoorziene omstandigheden. De rechter kan de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of die geheel of deels ontbinden, als de onvoorziene omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst beletten. Van onvoorziene omstandigheden is geen sprake als die omstandigheden volgens de aard van de overeenkomst of verkeersopvattingen voor rekening komt van degene die zich er op beroept. Het moet dan gaan om omstandigheden die bij het aangaan van de overeenkomst niet voorzien waren. Het is hier dus de vraag of partijen bij een overeenkomst de coronacrisis konden voorzien. Natuurlijk kunnen partijen bij het sluiten van een overeenkomst rekening houden met van buiten komende omstandigheden die het blijvend of tijdelijk nakomen van verplichtingen beletten, zoals natuurgeweld, of een andere crisis. Ze kunnen dan een artikel daarover in hun overeenkomst opnemen. Als ze dat nalaten, kan de rechter aannemen dat partijen geen behoefte hadden aan een dergelijke voorziening en gaat de rechter in veel gevallen aan dat verweer voorbij. Aan een geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheden komen partijen maar zelden toe, zo ook in het geval van de coronacrisis. In veel zakelijke relaties is sprake van ongelijke verhoudingen, denk aan een kleine toeleverancier die levert aan een grootwinkelbedrijf. Als de laatste ineens besluit haar betalingstermijn te verlengen van de wettelijke 60 dagen naar 120 dagen, kan dat niet, ook al is de reden daarvoor de coronacrisis. Het grootwinkelbedrijf is net als ieder ander gebonden aan de wettelijke termijn van betaling en kan niet vanwege een dominante marktpositie de spelregels veranderen tijdens de wedstrijd. Dat zou namelijk een eenzijdige wijziging van de overeenkomst zijn en dat is uitgesloten, behoudens een andersluidende regeling in de overeenkomst of algemene voorwaarden. Om die reden pleit MKB Nederland er voor dit soort excessen te voorkomen en roept ze elke Nederlandse ondernemer op zoveel als mogelijk te blijven voldoen aan alle verplichtingen, om zo de economie nog enigszins draaiende te houden. Ondernemers worden daarom opgeroepen op grote schaal gebruik te maken van de financiële faciliteiten die nu gecreëerd worden, om zo toch te kunnen blijven betalen. Niet uit het oog verloren mag worden dat de coronacrisis een gezondheidscrisis is, geen economische crisis, hoewel de economie door de ingrijpende maatregelen hard geraakt wordt. Om te voorkomen dat ondernemingen in de problemen komen en een beroep moeten doen op een oneigenlijk “corona-verweer” is het zaak dat ze in contact blijven met elkaar. Het is verstandig met elkaar te bekijken hoe de crisis door te komen, door afspraken met elkaar te maken, desnoods in een gehele keten. Dat lost tijdelijke problemen op, zonder dat incasso- of andere procedures nodig zijn. Openheid en eerlijkheid zijn dan de sleuteltermen in plaats van overmacht en onvoorziene omstandigheden. Wat een terecht verweer kan lijken, is het vaak niet. Het is daarom verstandig het “corona-verweer” zo lang mogelijk uit te stellen.
[post_title] => Het “Corona-verweer”
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-corona-verweer
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-04-02 17:38:23
[post_modified_gmt] => 2020-04-02 15:38:23
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20120
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 18906
[post_author] => 7
[post_date] => 2019-12-18 14:01:15
[post_date_gmt] => 2019-12-18 13:01:15
[post_content] => De Internationale Kamer van Koophandel (ICC) is opgericht in 1919 en viert dit jaar dus haar 100-jarig bestaan. Het doel van de ICC is het bevorderen van internationaal handelsverkeer. In dat kader heeft de ICC in 1936 algemene voorwaarden gelanceerd waarin een aantal handelsbedingen zijn opgenomen de International Commercial Terms, afgekort Incoterms. Dit is een set bedingen die gebruikt kunnen worden in internationale handelscontracten om zodoende internationale afspraken over vervoer van goederen vast te leggen. De waarde van deze Incoterms is er vooral in gelegen dat ze in meer dan 30 talen worden uitgegeven, zodat elke handelspartner in de eigen taal de betekenis kan doorgronden. Daarnaast is de betekenis eenduidig en is elk beding voorzien van een toelichting. Periodiek worden de Incoterms herzien en geactualiseerd, voor het laatst in 2010. In het voorjaar van 2019 werd bekend dat er in het najaar een nieuwe versie bekend zou worden gemaakt, en dat is ook gebeurd op 10 september 2019. Toen heeft de ICC de Incoterms 2020 gelanceerd die vanaf 1 januari gelden. Dat is reden voor een beoordeling van de nieuwe Incoterms op inhoud, of het oude wijn in nieuwe zakken is en wat de juridische status is.
Toepasselijkheid incoterms
In algemene voorwaarden komt nog wel eens de zinsnede voor: “Op al onze overeenkomsten zijn de Incoterms van de ICC van toepassing” of juist omgekeerd: “De toepasselijkheid van Incoterms wordt uitdrukkelijk uitgesloten”. Eigenlijk is deze verwijzing naar de Incoterms niet juist. Het heeft geen zin de Incoterms in het algemeen van toepassing te verklaren, omdat ze bestaan uit een aantal handelsbedingen die elkaar aanvullen of uitsluiten. Veel gebruikelijker is het in de hoofdovereenkomst, of in vervolgovereenkomsten als sprake is van een raamovereenkomst, een van de handelsbedingen van toepassing te verklaren. Dan kan het geen kwaad te verwijzen naar de Incoterms waar het betreffende beding uit voortvloeit, maar dan meer om twijfel over de inhoud en betekenis van het beding te elimineren.Overeenkomst
Incoterms zijn ook geen positief recht, die zonder meer van ons nationale rechtsstelsel deel uitmaken of daarin directe werking hebben. Als men een beroep wil doen op een handelsbeding, moet men de toepasselijkheid ervan overeen komen. Dat kan door de enkele vermelding van het beding in de hoofdovereenkomst. Daarmee staat vast onder welke conditie de overeenkomst wordt uitgevoerd.Verschillen
De aankondiging dat, na tien jaar, de Incoterms zouden worden vernieuwd, deed vermoeden dat er werkelijk iets nieuws op komst was. Een nadere beschouwing ervan leert dat er weinig veranderd is en dat het gros van de bedingen nog steeds zo luidt als tevoren. Oude wijn in nieuwe zakken dus, want veel nieuws is er niet onder de zon. Daarom is het goed de bedingen onder de loep te nemen en ze hier nog eens inhoudelijk te bespreken, waarbij meteen de verschillen duidelijk worden. Door het opnemen van een Incoterm worden afspraken gemaakt over de verplichtingen van partijen, maar ook wie verzekeringen, vergunningen, douaneformaliteiten en het vervoer van de goederen regelt, en op welk moment risico van de ene op de andere partij over gaat. Een belangrijk onderscheid is dat tussen de bedingen die van toepassing zijn op vervoer over water en de bedingen die op alle vormen van vervoer van toepassing zijn. Het gaat bij Incoterms alleen over koop en verkoop van goederen en over grensoverschrijdend vervoer. Ze stellen niet vast wie eigenaar is van de goederen, noch bevatten ze elementen van materieel verbintenissenrecht, zoals de grondslag van de overeenkomst, recht op betaling en toerekenbare tekortkoming. Er zijn elf Incoterms die elk een moment bepalen waarop risico verschuift van verkoper naar koper. Incoterms zijn ingedeeld in vier groepen: E, F, C en D. Groep E: EXW is de Incoterm waarbij vrijwel alle kosten worden gedragen door de koper. Groep F: FCA, FAS en FOB, zijn de Incoterms waarbij de risico’s van het hoofdtransport over gaan op de koper, op het moment dat de goederen worden overhandigd aan de vervoerder. Groep C: CPT, CIP, CFR en CIF, zijn de Incoterms waarbij de verkoper alle kosten van het hoofdtransport draagt, zodra de goederen worden overhandigd aan de vervoerder. De kosten van verzekering blijven bij de verkoper. Groep D: DAP, DAT en DPP zijn de Incoterms waarbij de verkoper alle kosten en risico’s draagt tot de aankomst van de goederen op de overeen gekomen bestemming. De Incoterms 2020 verschillen niet veel van de Incoterms 2010. Waar aanvankelijk gespeculeerd werd dat de Incoterm EXW zou vervallen, is die door de selectiecommissie toch behouden. Voor de Incoterms 2020 heeft de ICC een international Drafting Group ingesteld in 2016. Daarvan maken experts deel uit van Amerika, Europa, Turkije, China en Australië, samen met de ICC Director of Trade and Investment. De experts bestaan uit handelaren, vertegenwoordigers van bedrijven en juristen. De redactie is gegaan over verschillende consultatierondes, waarin de input uit de markten gewogen is. Een ander verschil is dat de Incoterm DAT vervangen is door de Incoterm DPU. DAT stond voor Delivered At Terminal, wat betekent dat de goederen door de verkoper worden aangeleverd op de terminal van de koper. Kritiek hierop was wel dat ook elders door de koper de goederen in ontvangst genomen kunnen worden. Vandaar dat de incoterm DPU (Delivered at Place Unloaded) ingevoerd is, die meer vrijheid geeft om voor de aflevering een plaats af te spreken. Naast deze nieuwe Incoterm heeft de commissie nog enkele Incoterms aangescherpt, zoals de ladingverzekering van goederen in de Incoterm CIP (Carriage and Insurance Paid to) en CIF (Cost Insurance and Freight) welke laatste alleen bij vervoer over water geldt. Bij vervoer over water wordt vaak gebruik gemaakt van de Incoterm FOB (Free On Board). Dat betekent dat de verkoper er voor moet zorgen dat de goederen daadwerkelijk in het schip terecht komen, terwijl die vaak de controle al kwijt is bij het afleveren van de goederen in de haven. Bij de Incoterm FCA (Free Carrier) gaat het risico eerder over op de koper, reden waarom veel verkopers zich daar veiliger bij voelen. Bij FCA is het echter een probleem om een “on board bill of lading” te krijgen, die in veel letters of credit (een internationaal veel gebruikt betaalmiddel) vereist is. Onder de Incoterms 2020 is het eenvoudiger voor partijen hier afspraken over te maken doordat de koper voor diens verantwoordelijkheid de vervoerder de opdracht geeft om aan de verkoper een “on board bill of lading” af te geven. De verkoper geeft dan de “bill of lading” af aan de koper, die de goederen daarmee af kan halen.Incoterms 2020
De Incoterms 2020 op een rij geven het volgende beeld: EXW (Ex Works – Af Fabriek) Hierbij heeft de verkoper minimale verplichtingen en de koper juist de maximale verplichtingen. Deze Incoterm houdt in dat de verkoper de goederen voor de koper gereed zet voor afhaling op zijn locatie op een overeen gekomen datum. FCA (Free Carrier – Vracht vrij tot eerste vervoerder) Hierbij betaalt de verkoper het vervoer tot aan het punt waar de goederen geleverd worden aan de eerste vervoerder, op welk moment ook het risico op de koper over gaat. FAS (Free Alongside Ship – vrij langszij schip) De verkoper moet de goederen langszij het schip plaatsen in de haven van inscheping. Als dat containers zijn, worden die meestal aangeboden op een terminal. Als de goederen langszij het schip staan, gaat het transportrisico over op de koper. Deze Incoterm is alleen van toepassing bij vervoer over water. FOB (Free On Board – vrij aan boord) Bij deze Incoterm moet de verkoper de te leveren goederen aan boord van het schip laden. Het risico gaat op de koper over als de goederen geladen zijn. Onder de Incoterms 2020 is dat het moment dat de goederen de reling van het schip passeren. Deze Incoterm is alleen van toepassing bij vervoer over water. CPT (Carriage paid to – vracht vrij tot) Hierbij betaalt de verkoper voor het vervoer, het risico gaat over naar de koper bij het overhandigen van de goederen aan de eerste vervoerder. Als de goederen in containers worden aangeleverd, kunnen Terminal Handling Charges berekend worden, die de verkoper in zijn vrachtbrief kan opnemen. CIP (Carriage and Insurance Paid – vracht vrij inclusief verzekering tot) De verkoper betaalt het vervoer en de verzekering tot aan het in de afspraken genoemde bestemmingspunt. Het risico gaat over op het moment dat de goederen worden overgedragen aan de eerste vervoerder. CFR (Cost and Freight – kosten en vracht) De verkoper betaalt de kosten van de vracht om de goederen naar de haven van bestemming te brengen. Het risico gaat over op de koper op het moment dat de goederen aan boord zijn geladen. De kosten van verzekering zijn niet inbegrepen. De verkoper moet de goederen afleveren in de haven van verscheping, maar betaalt tot de goederen zich in de bestemmingshaven bevinden. Deze Incoterm is vooral bedoeld voor vervoer over water. CIF (Cost, Insurance and Freight – kosten, verzekering en vracht) Dit is dezelfde clausule als de CFR, alleen hier zijn ook de kosten van verzekering voor de verkoper. Deze Incoterm is vooral bedoeld voor vervoer over water. DAP (Delivered At Place – overeengekomen plaats van bestemming) De verkoper betaalt voor vervoer naar de overeengekomen plaats, behalve de kosten van inklaring. Alle risico’s tot aan het moment waarop de goederen door de koper worden gelost, zijn voor de verkoper. DPU (Delivered at Place Unloaded – geleverd ter bestemming en gelost) De verkoper draagt alle risico’s met betrekking tot het brengen van de goederen naar en het lossen van de goederen op de overeengekomen plaats van bestemming. DDP (Delivered Duty Paid – geleverd en belasting betaald) Bij deze Incoterm heeft de verkoper de maximale verplichtingen. Hij is verantwoordelijk voor het afleveren van de goederen op de overeengekomen plaats in het land van de koper en betaalt alle kosten om de goederen naar de plaats van bestemming te brengen, inclusief invoerrechten en belastingen. Regelmatig zijn de Incoterms inzet van een juridische procedure, vaak over de battle of forms, waarin de Incoterms een rol spelen, of over zaken betreffende de verzekering. Zodoende evolueren Incoterms naar gelang van maatschappelijke opvattingen en worden ze eens per tien jaar herzien en aangepast aan behoeften uit de praktijk. Zo zullen
[post_title] => Incoterms 2020
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => incoterms-2020
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:52:40
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=18906
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 17623
[post_author] => 7
[post_date] => 2019-08-01 11:54:27
[post_date_gmt] => 2019-08-01 09:54:27
[post_content] => Als een bedrijf verkocht wordt, moet een koopprijs betaald worden. Professionele adviseurs bepalen doorgaans de waarde van de aandelen. Soms is een deel van de koopprijs afhankelijk van toekomstige prestaties. Dan biedt een Zorgvuldig formuleren
Dat bleek onlangs ook in een arrest van hetAfspraken
Partijen sloten een aparte earn-out overeenkomst. Daarin legden ze vast dat Intrum Justitia vrij was het beleid bij Buckaroo te bepalen. Dat hoefde niet gericht te zijn op betalingen onder de earn-out regeling. Wel moest Intrum justitia de bepalingen van de “commercial agreement” in acht nemen. Dat was een bijlage bij de earn-out overeenkomst waarinInterpretatie
Gaandeweg bleek dat Indigium geen earn-out betaald kreeg. Dat kwam omdat het beleid van Buckaroo afweek van de voornemens, althans dat vond Indigium. Intrum zou daarmee in strijd gehandeld hebben met de verplichtingen uit deHoger beroep
In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof Amsterdam nagenoeg hetzelfde. Onder normale omstandigheden “komt het bij de uitleg van een overeenkomst aan op de vraag welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de desbetreffende bepalingen mochten toekennen en hetgeen ze redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten”[1]. Zowel Indigium als Intrum Justitia zijnTaalkundige uitleg
Volgens het hof lag het daarom meest voor de hand dat voor de uitleg van de overeenkomsten eenConclusie
Dit arrest leert opnieuw dat het bij het
[post_title] => De taalkundige uitleg van de Earn-Out
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-taalkundige-uitleg-van-de-earn-out
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:53:06
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17623
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 14450
[post_author] => 7
[post_date] => 2019-05-28 14:33:17
[post_date_gmt] => 2019-05-28 12:33:17
[post_content] => Het Romeinse recht, waar ons huidige recht voor een deel van afstamt, is voor een belangrijk deel gebaseerd op de Corpus Iuris Civilis, vastgelegd door Keizer Justinianus in zijn Codex Justinianus. Daarvan maken de Digesten deel uit, een verzameling juridische wijsheden uit die tijd. Een van die eeuwenoude beginselen luidt: “
[post_title] => Val een rechter niet lastig met geneuzel
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => val-een-rechter-niet-lastig-met-geneuzel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:53:15
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:15
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=14450
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 12697
[post_author] => 7
[post_date] => 2018-09-17 12:00:52
[post_date_gmt] => 2018-09-17 10:00:52
[post_content] => Als een schuldeiser een vordering instelt tegen een schuldenaar en de procedure wordt geschorst, gevolgd door doorhaling op de rol, hoe lang mag de eiser dan wachten voor hij de procedure weer hervat?
Over die vraag heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onlangs een oordeel gegeven [1].
Een lopende procedure kan om verschillende redenen worden geschorst, hetzij op verzoek van partijen met een beroep op artikel 225 Rv, dan wel uit de wet, bijvoorbeeld in geval van faillissement van de debiteur of toepassing van de WSNP. Dat laatste was het geval in deze zaak van het gerechtshof.
De appellant kwam op 9 juli 2013 in de WSNP, waarna de zaak werd geschorst en doorgehaald op de rol. Op 24 september 2013 is de schuldsanering tussentijds geëindigd.
Op 7 april 2017 wilde de appellant de zaak weer op de rol brengen om de procedure te hervatten in de stand van het geding ten tijde van de schorsing. De geïntimeerde verzette zich daar tegen. Voor deze zaak is meest interessant het verweer van geïntimeerde dat hij door de late hervatting van het geding onredelijk wordt benadeeld, althans dat zijn positie aanzienlijk is verzwaard als hij na 3,5 jaar nog getuigenbewijs bij moet brengen. Geïntimeerde meent dat de appellant door zo lang te wachten zijn rechten heeft verwerkt.
Het gerechtshof neemt tot uitgangspunt dat, hoewel de wetgever de hervatting niet aan een termijn heeft gebonden, de eisen van een goede procesorde meebrengen dat een geschorste procedure niet onbeperkt kan worden hervat. Het gerechtshof is voorts van oordeel dat de verjaringstermijn voor de materiële rechtsverhouding waarop de procedure betrekking heeft, als uitgangspunt genomen moet worden en dat de eisen van een goede procesorde zich er in beginsel tegen verzetten dat een procedure wordt hervat nadat, vanaf het moment dat de procedure hervat kon worden, er een periode gelijk aan de verjaringstermijn is verstreken. Natuurlijk kunnen de eisen van een goede procesorde zich ook bij een kortere termijn tegen hervatting verzetten, maar dan moet de wederpartij van degene die hervatting wenst daarvoor “toereikende gronden” stellen.
De hoofdregel die het gerechtshof introduceert komt er dus op neer dat de termijn voor hervatting beperkt is tot vijf jaar, wat immers de meest voorkomende verjaringstermijn is. Waar de gedachte van het gerechtshof vandaan komt, om de termijn voor hervatting na doorhaling op de rol te beperken tot vijf jaar, is moeilijk te begrijpen zonder verdere motivering, die het gerechtshof niet geeft.
Die vraag dringt zich eens te meer op tegen de achtergrond van het arrest van de Hoge Raad van 14 november 2014 (Allianz Belgium vs GS Verzekeringen)[2].
In deze zaak was voor Allianz een verjaringstermijn van een vordering gaan lopen in 1998, reden waarom Allianz een procedure begon waarmee de verjaring werd gestuit (artikel 3:316 lid 1 BW). Op 18 februari 1999 werd de procedure op de rol doorgehaald zodat die procedure niet tot toewijzing van de eis heeft geleid. Als de rechter de vordering afwijst of de procedure op andere wijze eindigt, is de verjaring alleen gestuit als de schuldeiser binnen zes maanden opnieuw een zaak aanhangig maakt en de vordering alsnog wordt toegewezen (artikel 3:316 lid 2 BW).
Het gerechtshof (Arnhem) had in deze zaak overwogen: “Nog daargelaten dat het eindeloos voortduren van een stuiting door het royement van een procedure niet te verenigen valt met het karakter en de achtergrond van de korte verjaringstermijn van art. 3:310 BW, met name ingegeven door de rechtszekerheid en de billijkheid, kan onder deze omstandigheden na royement in 1999 (waarna pas in 2009 een nieuwe eis is ingesteld) aan de ingestelde eis in de eerdere bodemprocedure dus geen stuitende werking worden toegekend.”
Naar aanleiding van de in het middelonderdeel 2 opgenomen klachten overwoog de Hoge Raad: “Het “op andere wijze” eindigen van de procedure wordt evenwel niet bewerkstelligd door een enkele doorhaling op de rol.”
Art. 246 lid 2 Rv bepaalt dat de enkele doorhaling op de rol geen rechtsgevolgen heeft. Dit is een louter administratieve aangelegenheid en als partijen de rechtsgevolgen ervan niet regelen, eindigt de instantie niet door de enkele doorhaling op de rol. De Hoge Raad verbindt daaraan het gevolg dat ondanks het royement de stuiting van de verjaring voor onbepaalde tijd doorloopt, behalve na een regeling tussen partijen, wanneer de gerechtigde afstand heeft gedaan van zijn recht om de procedure na royement te hervatten, of wanneer de schuldenaar op grond van de omstandigheden van het geval erop mocht vertrouwen dat de bewuste procedure niet meer hervat zou worden.
Als volgens de Hoge Raad een procedure na doorhaling op de rol nog gedurende een onbepaalde tijd weer hervat kan worden, is de redenering van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de hierboven als eerste besproken zaak, dat die periode beperkt moet worden tot vijf jaar, minst genomen gewaagd. De Hoge Raad geeft niet voor niets drie mogelijkheden om de onbepaalde tijd voor hervatting te beperken: (1) een regeling tussen partijen, (2) afstand van recht en (3) opgewekt vertrouwen. Het gerechtshof voegt daar eigenmachtig een vierde criterium aan toe, namelijk dat van de eisen van een goede procesorde. Het is de vraag of de Hoge Raad dat in 2014 ook zo bedoeld heeft.
[1] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21-08-2018; ECLI:NL:GHARL:2018:7498
[2] Hoge Raad 14-11-2014; ECLI:NL:HR:2014:3240
[post_title] => Royement en hervatting van een civiele procedure
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => royement-en-hervatting-van-een-civiele-procedure
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:56:24
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:24
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12697
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 29387
[post_author] => 7
[post_date] => 2022-03-08 10:15:29
[post_date_gmt] => 2022-03-08 09:15:29
[post_content] => Geen gelijk hebben, toch gelijk krijgen
In Zwolle is op 2 maart 2022 een mooie uitspraak gedaan door de wrakingskamer[1]. Hoewel het verzoek om wraking ongegrond verklaard is, werd de rechter niettemin van de zaak af gehaald. Met een chique oplossing wist de rechtbank iedereen in zijn waarde te laten en toch recht te doen.De rechter
Een rechter tegen wie eenDe rechtbank
De rechtbank bouwt de beslissing mooi op met als uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is. De rechtbank vindt dat de wrakingsprocedure
[1] ECLI:NL:RBOVE:2022:621
[post_title] => Wraking van de rechter
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wraking-van-de-rechter
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-03-08 10:15:29
[post_modified_gmt] => 2022-03-08 09:15:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=29387
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 23
[max_num_pages] => 3
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 3b55b055b37c6c8f20ae05f467da4da5
[query_vars_changed:WP_Query:private] => 1
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:c1219b0b1c39acbb9abb6daf74c6a605
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
08 mrt 2022
10 jun 2021
28 jan 2021
10 jun 2020
14 apr 2020
02 apr 2020
18 dec 2019
01 aug 2019
28 mei 2019









